M3 herhaling grammatica 1.7 en 2.7

PTA
spelling, grammatica en woorden
hoofdstuk 1 en 2

week 50
13 december 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

PTA
spelling, grammatica en woorden
hoofdstuk 1 en 2

week 50
13 december 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen grammatica 1.7
  • samengestelde zinnen maken
  • hoofd- en bijzinnen gebruiken
  • voegwoorden 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is een persoonsvorm en hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

SAMENGESTELDE ZIN
een samengestelde zin bestaat uit twee of meer enkelvoudige zinnen
Elke ochtend sta ik vroeg op, want de krant ligt op de mat
elke ochtend sta ik vroeg op
de krant ligt op de mat

Een samengestelde zin heeft dus twee of meer persoonsvormen.
Bij zinsontleden zet je een dubbele zinsdeelstreep tussen de twee zinnen.
Elke ochtend / sta/  ik / vroeg op, // want / de krant / ligt /  op de mat

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Achter welke woorden komt de dubbele zinsdeelstreep?

Je hoeft de camping dus niet af maar je kunt natuurlijk ook een keertje kanoën.
A
camping
B
af
C
maar
D
keertje

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Achter welk woord komt de dubbele zinsdeelstreep?

Hij geeft de kat eten, omdat hij honger heeft
A
eten
B
omdat
C
kat
D
geeft

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

HOOFDZIN EN BIJZIN
In een samengestelde zin staat altijd een hoofdzin+hoofdzin / hoofdzin+bijzin / bijzin+hoofdzin

Een hoofdzin ziet er net zo uit als een enkelvoudige zin:
- het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar
- de persoonsvorm staat op de eerste of tweede plaats in de zin

In de bijzin verandert de volgorde
- het onderwerp en de persoonsvorm staan uit elkaar ( of je kunt ze uit elkaar halen )
- de persoonsvorm staat op de laatste of één na laatste plaats in de zin

De poes heeft honger  (HZ) , omdat de kater van de buren haar bakje heeft leeggegeten  (BZ)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 8 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 9 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Nina leest een boek en Cato is aan het koken.
A
bijzin, hoofdzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, hoofdzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Terwijl moeder het beslag maakt, zet Evi de oven aan.
A
bijzin, hoofdzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, bijzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

De oude man zit op de kruk, omdat hij moe is.
A
bijzin, bijzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, hoofdzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Fien gaat naar de dokter, omdat ze haar arm heeft gebroken.
A
bijzin, bijzin
B
hoofdzin, bijzin
C
bijzin, hoofdzin
D
hoofdzin, hoofdzin

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

woordsoorten: voegwoorden
de zinnen van een samengestelde zin plak je meestal aan elkaar met een voegwoord.

Tim voetbalt goed en ik kan het ook goed
Tim voetbalt goed, maar ik kan het beter
Ik geloof nu wel dat Tim goed voetbalt
Als Tim in jouw team zit, win je sowieso 
Ik verveelde me, terwijl Tim lekker speelde 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Let op... 
hoofdzin-hoofdzin: het voegwoord staat er altijd tussenin
hoofdzin-bijzin: het voegwoord staat er tussenin
bijzin-hoofdzin: het voegwoord staat helemaal vooraan

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Weektaak voorbereiden PTA 
- Jullie maken eerst de formatieve toets ( forms)
- Daarna gaan jullie aan de slag met test jezelf: woorden 1.5 grammatica 1.7 en spelling 1.8 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions