5.4 Oog en bril

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Via welk onderdeel van je oog komt het licht in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Oogwit

Slide 3 - Quiz

hoe heten de volgende onderdelen van het oog?
Netvlies
Pupil
Lens

Slide 4 - Drag question

Slide 5 - Slide

accomoderen
A
het ontspannen van de oogspieren
B
het naar boven en naar beneden draaien van het oog
C
het aanpassen van de sterkte van de lens

Slide 6 - Quiz

accomoderen is:
A
reflecteren
B
absorberen
C
construeren
D
scherp stellen

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Iemand die verziend is:
A
ziet dichtbij goed
B
ziet veraf goed
C
heeft een bril met holle lenzen nodig
D
heeft altijd bruine ogen

Slide 9 - Quiz

Iemand die 'bijziend' is die
A
kan dichtbij niet goed zien, veraf wel.
B
kan veraf niet goed zien, dichtbij wel.
C
ziet dingen die er niet zijn

Slide 10 - Quiz

oogafwijking
oogbol
ooglens
brillenglas
dichtbij is onscherp
veraf is onscherp
Vul het schema over verziend, bijziend en een mindere soepele lens.
te kort
bol
bijziend
te bol
te plat
te lang
verziend
hol

Slide 11 - Drag question

Verziend
Bijziend

Slide 12 - Drag question

Begrippen paragraaf 5.4
Definitie
Begrip
Het aanpassen van de lensdikte door het straalvormig lichaam om het beeld op het netvlies scherp te krijgen
Lichtstralen die naar elkaar toe bewegen
Lichtstralen die uit elkaar bewegen
De afstand vanaf het voorwerp tot aan de lens-as
De afstand tussen de lens en het scherm/netvlies
Een afwijking van het oog waarbij de lens te bol is waardoor er geen scherp beeld ontstaat van objecten met een kleine voorwerpafstand
Convergeren
Voorwerpafstand
Accomoderen
Bijziend
Divergeren
Beeldafstand

Slide 13 - Drag question