Taalvariatie, week 7 > Instructiemoment

Taalvariatie,
week 7

Instructiemoment
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolBasisschoolmavo, havo, vwoGroep 7,8Leerjaar 1-3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taalvariatie,
week 7

Instructiemoment

Slide 1 - Slide

Na deze instructie:

* Weet je wat meertaligheid is.
* Ken je het verschil tussen een tweede taal en een vreemde taal.
* Ken je verschillende voorbeelden van groepstalen.
* Heb je je kennis over straattaal getest.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

In welke situatie zullen kinderen die tweetalig opgroeien de meeste kans hebben om de talen goed te leren?
A
Wanneer beide ouders twee talen door elkaar spreken.
B
Wanneer beide ouders consequent hun eigen taal tegen het kind spreken.

Slide 4 - Quiz

Voor het leren van je moedertaal gebruik je andere hersengebieden dan voor een vreemde taal.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Wat is het verschil tussen een vreemde taal en een tweede taal?
A
De tweede taal is een moedertaal, de vreemde taal niet.
B
Er is geen verschil.
C
Je spreekt van een tweede taal wanneer je een vreemde taal bijna net zo goed beheerst als je moedertaal.
D
Een tweede taal is de eerste vreemde taal die je leert.

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Groepstaal
De muziekdocent uit het filmpje heeft het over Nedersaksisch als een taal die je met je vrienden spreekt.
Groepen mensen spreken in sommige situaties een andere taal dan hun moedertaal. Dit noem je groepstaal.
Voorbeelden van groepstaal zijn vaktaal of jargon en jongerentaal of straattaal.
Jongerentaal bestaat al heel lang, maar pas sinds de komst van internet en smartphones wordt deze taal niet meer alleen gesproken, maar ook geschreven. Dit heeft geleid tot chattaal en Twittertaal.

Slide 8 - Slide

Straattaal
Straattaal is het taalgebruik van jongeren in grote meertalige steden die Nederlandse woorden en uitdrukkingen vervormen of vervangen door materiaal uit andere talen, zoals bijvoorbeeld het Sranan (Surinaamse taal), Marokkaans (Arabisch en/of Berber) en (Amerikaans-) Engels.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Wanneer is straattaal ontstaan?
A
Eind 20e eeuw.
B
Eind 19e eeuw.
C
Begin van het jaar 2000.
D
Begin 20e eeuw.

Slide 11 - Quiz

Uit welke taal is het woord 'Doekoe' afkomstig?
A
Antiliaans
B
Surinaams
C
Marrokaans
D
Turks

Slide 12 - Quiz

Wat betekent de volgende zin?

"Die fissa was tantoe hard, door al die dope pokoes!"
A
Dat feest duurde tot zo laat, door al die dure drankjes!
B
Dat feest was heel leuk, door al die gave nummers!
C
Dat festival liep zo uit de hand, door al die drugs!

Slide 13 - Quiz

Hoe komt het dat veel jongeren straattaal overnemen?
A
Het wordt gebruikt in songteksten.
B
Jongeren zijn gevoelig voor populariteit en nemen dit van elkaar over.
C
Jongeren die straattaal spreken zijn vaak tweetalig opgevoed en leren dit thuis.

Slide 14 - Quiz

Wat betekent de volgende zin?

"No spang, er zit nog gas in die whip."
A
Geen stress, er zit nog benzine in de auto.
B
Geen zorgen, ik heb nog genoeg energie.
C
Ze is niet knap, maar heel bijdehand.

Slide 15 - Quiz

Straattaal heeft vaak te maken met seks, relaties, geld en geweld. Hoe komt dit?
A
Straattaal hoort bij een machocultuur. Mannen zijn hier de baas.
B
De mensen die straattaal hebben bedacht vonden dat belangrijke onderwerpen.
C
De nummers die worden gemaakt gaan over dit soort onderwerpen.
D
Meer mannen dan vrouwen spreken straattaal.

Slide 16 - Quiz

Assessmentopdracht Nederlands
Voor het assessment houd je een betogende voordracht over dialecten. Hiervoor gebruik je de tekstopbouw die je hebt geleerd tijdens het schrijven van een overtuigende tekst.
Zoek zoveel mogelijk informatie over dialecten. Wat zijn belangrijke zaken als we het over dialecten hebben? (Denk bijvoorbeeld aan het feit dat steeds minder mensen dialect spreken.)
Wat vind jij van de informatie die je hebt gevonden? Noteer je je mening en argumenten.
Je verwerkt de gevonden informatie in een spreekplan.

Slide 17 - Slide

Opdrachten voor Nederlands, week 7:
  • Maak elke schooldag de oefening op www.beterspellen.nl.
    (Meld je aan via de link om kans te maken op een prijs)
  • Maak de LessonUp die in het handboek staat.
  • Je bereidt je assessmentpresentatie voor Nederlands verder voor.
    Je vindt een spreekplan dat je kunt invullen in de drive bij week 6. Maak vooral ook gebruik van de informatie uit de LessonUps van week 5 en 6.

Succes!

Slide 18 - Slide