Wat maakt de mens?

Wat maakt de mens?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Wat maakt de mens?

Slide 1 - Slide

Welke filosoof hoort bij de theorie van motorische intentionaliteit?
A
Maxine Sheets-Johnstone
B
George Lakoff
C
Edmund Husserl
D
Maurice Merleau-Ponty

Slide 2 - Quiz

Kinesthesie is het vermogen om de positie van onze lichaamsdelen in de ruimte gewaar te worden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Wat is de overeenkomst tussen femenologie en descartes?
A
Volgens beiden is het bewustzijn belichaamd
B
Volgens beiden ervaart de mens zichzelf als een mens-te-midden-van-de-wereld
C
Volgens beiden begint kennis bij het bewustzijn
D
Volgens beiden ervaart de mens zijn lichaam als een mechanisch ding dat we aansturen met onze geest

Slide 4 - Quiz

Waar heeft Husserl kritiek op?
A
De subjectieve ervaring van de mens
B
De natuurwetenschappelijke benadering van de mens en de wereld
C
De drie antropologische wetten van Plessner
D
Het existentialisme

Slide 5 - Quiz

Körper betekent het lichaam dat we zijn en Leib het lichaam dat we hebben.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze uitleg: de mens kan op haar bestaan reflecteren.
A
Excentrische positionaliteit
B
Dubbelaspect
C
Mentale representatie
D
Être en-soi

Slide 7 - Quiz

Wat betekent de uitspraak dat je niet als vrouw bent geboren, maar tot vrouw wordt gemaakt?
A
Je wordt door de samenleving gevormd tot vrouw
B
Je geslacht komt pas na je geboorte tot stand
C
Het lichaam van een meisje is geprogrammeerd om vrouw te worden
D
Als je geboren bent, besef je nog niet dat je een meisje bent

Slide 8 - Quiz

Welke filosoof hoort bij het existentialisme?
A
Hubert Dreyfus
B
Andy Clark
C
Simone de Beauvoir
D
Maxine Sheets-Johnstone

Slide 9 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een oriëntatiemetafoor?
A
Gelukkig = boven/ droevig = beneden
B
Mijn hoofd zit vol
C
Er komt stoom uit mijn oren
D
Links = eerst/ Rechts = laatst

Slide 10 - Quiz

Vroon & Draaisma benadrukken het natuurlijke en universele karakter van metaforen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Wat is breinreductionisme?
A
Informatie is een representatie van de werkelijkheid
B
Net als computers hebben hersenen de functie om binnenkomende informatie te verwerken tot een bepaalde actie
C
De geest staat los van het brein, maar is ermee verbonden via de pijnappelklier
D
De geest, bewustzijn, emoties en waarnemingen, maar ook moraliteit, religie en vrije wil worden geproduceerd door interacties tussen zenuwcellen in de hersenen

Slide 12 - Quiz

Wat is computationalisme?
A
Net als computers hebben hersenen de functie om binnenkomende informatie te verwerken tot een bepaalde actie
B
Hersenen en computers verschillen qua materiaal, maar komen overeen qua functie
C
Net als computers verwerken de hersenen informatie door bepaalde regels (algoritmes) op te volgen
D
Computers kunnen zijn wel in staat tot productsimulatie, maar niet tot processimulatie

Slide 13 - Quiz

Wie beargumenteert dat wij ons brein zijn?
A
Hubert Dreyfus
B
Dick Swaab
C
Alva Noë
D
Jos de Mul

Slide 14 - Quiz

Volgens welke van de 4 E's is het brein een onderdeel van een groter cognitief systeem?
A
Embodied
B
Embedded
C
Extended
D
Enactive

Slide 15 - Quiz

Volgens Jos de Mul verandert technologie het wezen van de mens.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Descartes heeft een antropocentrische visie op de mens.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Doordat technologie steeds meer morele beslissingen overneemt, zijn wij volgens Hayles minder verantwoordelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Volgens Latour zijn alleen mensen handelende subjecten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Wat is een voorbeeld van ecologische verbondenheid?
A
Een computer die oplaadt
B
Bacteriën die de darmen helpen bij de spijsvertering
C
Mensen die kijken naar de sterren
D
Een auto die CO2 uitstoot

Slide 20 - Quiz

Wat zegt Timothy Morton over de grens tussen handelen en gedrag?
A
Alleen mensen beschikken over handelingsvermogen, dieren en planten tonen alleen gedrag
B
Alleen mensen en dieren hebben handelingsvermogen, planten tonen alleen gedrag
C
Mensen handelen altijd bewust en nooit automatisch
D
De grens tussen handelen en gedrag is niet zo scherp

Slide 21 - Quiz

Welke van de onderstaande uitspraken klopt voor een mesh?
A
Alles in de natuur is op zichzelf staand
B
Alles in de natuur is onderling verbonden, zonder vast centrum
C
Mensen staan boven de natuur
D
Alles in de natuur heeft een vast en duidelijk doel

Slide 22 - Quiz

Zou Morton zich kunnen vinden in Plessners theorie over positionaliteit?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Zou Swaab zich kunnen vinden in Sheets-Johnstones standpunt dat mensen denkende, bewegende lichamen zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz


A

Slide 25 - Quiz