30-1-2023 herhaling bezittelijk voornaamwoord

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 

  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • werkboek en schrift op tafel!
  • ga op je vaste plek zitten 
timer
2:00
--> Als de 2 minuten voorbij zijn ben je stil en wacht je op de docent!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 

  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • werkboek en schrift op tafel!
  • ga op je vaste plek zitten 
timer
2:00
--> Als de 2 minuten voorbij zijn ben je stil en wacht je op de docent!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Bezittelijk voornaamwoord oefenen
- woordjes leren

Slide 2 - Slide

PW H4 -  9 Feb
 - zinnen en woordjes blz. 49/50/51

- het bezittelijk voornaamwoord (A) 
 - möchten (B) 
- de maanden (C)






Slide 3 - Slide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 4 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 5 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is bijvoorbeeld de eigenaar of maker van het voorwerp: mijn fiets, haar tekening, hun huis

Slide 6 - Slide

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt het lidwoord dus:

Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule

Je schrijft niet !!!!

Das ist eine meine Schule

Slide 7 - Slide

mijn
jouw
zijn
haar

  mein(e)

  dein(e)

   sein(e)
   ihr(e)
  enkelv.

Slide 8 - Drag question

onze
jullie
hun
uw

 unser(e)

 euer(e)

   ihr(e)

   Ihr(e)

Slide 9 - Drag question

ik - mijn- mein
jij- jouw- dein
zij- haar- ihr
hij - zijn - sein
wij - ons\onze - unser
jullie -jullie-euer
zij- hun - ihr
u - uw - Ihr
Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elke persoon een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 10 - Slide

Wij gaan nu even checken wat je hebt begrepen.
Maak de volgende quiz.

Slide 11 - Slide

Eerst nog dit:
m = ..... v =...... o = ...... mv =......

Slide 12 - Open question

Was ist ...............(jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 13 - Quiz

...............(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 14 - Quiz

Das sind..................(onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 15 - Quiz

............ (jullie) Zimmer (o) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 16 - Quiz

................(onze) Lehrer heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 17 - Quiz

Maaike ist ..............(haar) Freundin.
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 18 - Quiz

.............(uw) Handy (o) klingelt , Frau Schmidt!
A
Dein
B
Ihr
C
Sein
D
Unser

Slide 19 - Quiz

Das sind ........................ (mijn)neue Fächer (mv)
A
meine
B
deine
C
mein
D
sein

Slide 20 - Quiz