Rekenen met procenten.

Lesopbouw:                                                       06-05-2019


Korte terugblik  - (5) 
Theorie(10)
Werkblad opdracht maken (10)
werkblad nakijken(5) 
Opdrachten maken. (Zelfstandig werken/tweetallen)/verlengde instructie (20)
Afsluiting(Feedback/Vooruitblik/Huiswerk) (5 minuten) 
 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesopbouw:                                                       06-05-2019


Korte terugblik  - (5) 
Theorie(10)
Werkblad opdracht maken (10)
werkblad nakijken(5) 
Opdrachten maken. (Zelfstandig werken/tweetallen)/verlengde instructie (20)
Afsluiting(Feedback/Vooruitblik/Huiswerk) (5 minuten) 
 

Slide 1 - Slide

Korte terugblik

Slide 2 - Slide

De relatie tussen breuken, kommagetallen, verhoudingen en procenten.
Als je kan rekenen en redeneren met eenvoudige breuken dan is dat een ondersteuning bij het rekenen  met kommagetallen, verhoudingen en procenten. 
Breuken kan je omzetten in kommagetallen, verhoudingen en procenten.

Slide 3 - Slide

Je kunt een breuk opschrijven 
als een verhouding opschrijven(blz. 189) 
bv.1/4 als 1 van de 4.
als een decimaal getal (blz. 196)
b.v. 1/4  = 0,25 
Je kunt een breuk ook omrekenen naar een percentage en een percentage kun je ook naar een breuk omrekenen.


Slide 4 - Slide

Om een breuk om te rekenen naar een percentage(%), kun je de breuk eerst omrekenen naar een breuk met als noemer 100 (blz.210)
b.v 
1/4 = 25/100  ( 100 :4 = 25 ) (= 25 van de honderd)
1/4 = 25% 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Extra opdrachten en/of huiswerk:  vorige week 29-04-2019
 
            blz. 145  opdracht    30a, b, d en e  
blz. 148/149
            blz. 160  opdracht    2a en b  
            blz. 163 opdracht     6  
            blz. 169 opdracht     12 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Doel: 
Je krijgt meer inzicht in het werken met procenten.
Je kan een percentage berekenen.

Slide 9 - Slide

Procent(%)  
Procent  betekent "per honderd" 1% is gelijk aan één honderdste
of "1 van de 100". 
100% =  het geheel of "100 van de 100".
Vraag: 
Noem een geheel bij breuken?

Slide 10 - Slide

Hoe bereken je een percentage van iets?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Het werkblad.
Maak de opgaven op het werblad.

Slide 14 - Slide

Huiswerk
Blz. 222 en 223 Eindopdracht
Blz. 224 en 225 Startopdracht
Blz. 226 opdracht 2

Let op! Volgende week Rekenen Werkboek deel B meenemen en een liniaal.

Slide 15 - Slide

Extra
Blz 233 opdracht 9
Blz. 236 en 237 opdracht 13 en 14 maken

Slide 16 - Slide

Vraag
Hoeveel is 15% van 300?

Slide 17 - Slide

1% van 300 = 3 (300:100)
15%  x 3 = 45

Slide 18 - Slide

of 
10% van 300 = 30 (komma schuif één plek naar links)
10% = 30 
dan is 5% (de helft van 10% ) = (30:2=15)  
30 + 15 = 45

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Feedback
Geef schriftelijk antwoord op de volgende 3 vragen
1. Ik moet meer letten op...........
2. Ik zal moeten oefenen met.......
3. Eigenlijk kan ik heel goed.........

Slide 21 - Slide


Extra blad verhoudingen

Slide 22 - Slide