CG A1 Lesweek 1 - les 3 - 00.09.25

¡Bienvenidos a todos!
Semana 1 - clase 3
el 9 de septiembre de 2025
1 / 46
next
Slide 1: Slide
SpaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos a todos!
Semana 1 - clase 3
el 9 de septiembre de 2025

Slide 1 - Slide

¿Preguntas sobre los deberes?
¿Preguntas sobre 
los deberes? 

Reglas y sistemas: samen nakijken

Test: ¿Hay dudas?


Minor A1,  Con Gusto Unidad 2 

Slide 2 - Slide

Panamericana p.17
De norte a sur.
Escucha y marca.
Escucha y marca en el mapa los países que se mencionan.

Slide 3 - Slide

MÉXICO
EL SALVADOR 
NICARAGUA
PANAMÁ
ARGENTINA
ECUADOR

Slide 4 - Drag question

Waarom is er onderbreking van de Panamericana in Panama? 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

¿Qué recuerdas?
vocabulario
verbos 
(-ar)
pronunciar
el/la
los/las

Slide 7 - Slide

herhaling regelmatige ww op -AR TB p.12
persoonlijke vn.

1.  ik
2. jij
3. hij, zij, u
1.  wij
2. jullie
3. zij, u  
1. yo
2. tú
3. él, ella, usted
1. nosotros/as
2. vosotros/as
3. ellos, ellas, ustedes
comprar

1.
2.
3.
1.
2.
3.
.

klemtoon?

Slide 8 - Slide

herhaling regelmatige ww op -AR TB p.12
persoonlijke vn.

1.  ik
2. jij
3. hij, zij, u
1.  wij
2. jullie
3. zij, u  
1. yo
2. tú
3. él, ella, usted
1. nosotros/as
2. vosotros/as
3. ellos, ellas, ustedes
comprar

1.
2.
3.
1.
2.
3.
.

compro
compras
compra
compramos
compráis
compran
klemtoon?

Slide 9 - Slide

ama
1
escucho
2
cantas
3
mira
4
cocinamos
5
tomas
6
habláis
7
bailan
8
tocamos
9
termina
10
timer
3:20

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide


Unidad 2: Primeros contactos
Leerdoelen deel 1 CG1 unidad 2 Primeros contactos:

  • je voorstellen en zeggen waar je vandaan komt
  • vragen hoe het met iemand gaat
  • woorden kunnen spellen 
  • praten over beroepen/bedrijven

Slide 13 - Slide


Primeros contactos: Opdr. 1a TB p.19
Koppel elke foto aan een Spaans beroep uit het groen-gele gedeelte
¿ Qué profesión tienen las personas
 en la foto?
timer
1:00

Slide 14 - Slide

Primeros contactos Opdr. 1b TB p. 19
Ik ben Cubaanse/ Peruaanse
1
ik woon in Pamplona/ Gerona
2
ik werk in een hotel / ziekenhuis
3
¿Qué significan las frases?
Wat betekenen de 3 zinnen?
¿Quién es?

Slide 15 - Slide

Mucho gusto: Opdr. 2 TB p.20 - lees mee in je boek
16
17
18

Encantado wordt gezegd door ..?
Encantada wordt gezegd door ..?
Mucho gusto is altijd goed

       De betekenis?  
mannen
vrouwen
Aangenaam.

Slide 16 - Slide

Opdr. 2c TB -  vul het schema in m.b.v. de dialogen 
,

Slide 17 - Slide

De antwoorden... zie ook pagina 18 TB
,

Slide 18 - Slide

reacciones -> Muy bien... ¿o no? 

Slide 19 - Slide


ik
jij
hij/zij/u
wij
jullie 
zij/u (mv)

soy
eres
es
somos
sois
son

yo
él/ella/usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos/ellas/ustedes


timer
3:00
Opdr. 4 TB p. 21,  het werkwoord SER  -  zijn

Slide 20 - Slide

Bijzonder gebruik van het werkwoord ser

Wat denk je dat " Yo soy Ana " betekent?



En hoe vertaal je  "Yo soy de Holanda" ?
Ik ben Ana
Ik kom uit Nederland.

Slide 21 - Slide

SER -  zijn 


Soy Ana 
Ik ben Ana






 SER versus SER DE
SER DE - komen uit  
(letterlijke vertaling ZIJN VAN) 

Soy de España
Ik kom uit Spanje

Slide 22 - Slide

¿Cómo se dice?
1. Ik ben Carmen en ik kom uit Huelva. 


2. Wij komen uit Guatemala.  


3. Kom jij uit Spanje? 
Soy Carmen y soy de Huelva. 
Somos de Guatemala. 
¿Eres de España? 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

¿Cómo se dice?

Hoe zeg je : ik ben Carmen
A
me llamo Carmen
B
Soy Carmen
C
Soy de Carmen
D
Me llamas Carmen

Slide 25 - Quiz

¿Cómo se dice?
hoe zeg je : ik kom uit Guatemala?
A
Soy Guatemala
B
Soy de Guatemala
C
Es de Guatemala
D
Eres de Guatemala

Slide 26 - Quiz

¿Cómo se dice?
Hoe vraag je : kom je uit Spanje?
A
¿Eres España?
B
¿ Eres de España?
C
¿De dónde España?
D
¿De dónde eres España?

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

en grupos
  • Stel eerst de vraag aan elkaar:
    Waar kom je vandaan? 
    Ik kom uit ............
  • Maak samen WB opdr.  1, 2, 3, 4, 5a

  • Wat kun je al invullen in de Reglas & Sistemas
    van WB p. 25-26?


timer
7:00

Slide 29 - Slide

TB blz. 21
Opdr. 5 el alfabeto
¿Cómo se escribe?
deletrear = spellen
zie p. 21 TB kantlijn rechts. 
Audio 19 TB nr 5a_el alfabeto

Slide 30 - Slide

Ahora tú
¿Cómo se escribe tu nombre y apellido?
¿sabes deletrear? = spellen
B de Barcelona, V de Valencia

C a R o L i N a
enige 4 medeklinkers die dubbel voor 
kunnen komen

Slide 31 - Slide

Ahora tú

¿Qué palabra de la unidad 1 es? 
naranja
1
vacaciones
2
compañero
3
impresionante
4
influencia
5

Slide 32 - Slide

las profesiones - beroepen: mannelijk/vrouwelijk?
Blz. 7a+b TB p. 22 
Gebruik de woordenlijst van TB p. 170. 

Wat zijn de meest populaire  beroepen onder kinderen? Check de ranking van het boek op p. 146.

Slide 33 - Slide

las profesiones - beroepen: mannelijk/vrouwelijk?
Blz. 7c TB p. 22 maar ook pagina 28 TB (uitleg)
-o -> -a
-or -> -ora
masculino=femenino
uitgangen: -ista, -ía, -e
!

Slide 34 - Slide

Zet het juiste beroep bij de foto's
la profesora
la cantante
la peluquera
la médica
el/la dentista
el piloto
el camarero

Slide 35 - Drag question

las profesiones 
sastre 
actriz 
taxista 
albañil 
panadero 
electricista 
juez 
fontanero 
arquitecto 
receptionista

Slide 36 - Slide

las profesiones 

Slide 37 - Slide

atención
Noteer de beroepen die genoemd staan bij Nr. 7a en b TB
en noteer de vrouwelijke vorm met lidwoord 
Geef ook de vertaling
VOORBEELD: el médico (m) - la médica (v) - de arts 

Maak gebruik van de hulppagina's in je TB

Slide 38 - Slide

Profesiones 

1. Salud, servicios publicos
2. Construcción
3. Alimentación
4. Hotel, viajes, transporte
5. Belleza, moda, tiendas 
6. Justicia, cultura, prensa


Slide 39 - Slide

5
Bepaald: de en het 
Onbepaald: een 
bepaald en onbepaald lidwoord, opdr. 7d TB
¿Trabaja(s) en un hospital / una escuela? 

Slide 40 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
hombre
hospital
mujer
radio
habitación
problema
mano
chica
café

Slide 41 - Drag question

¿Qué haces? / ¿Qué hace usted?


Opdr. 8a TB 

¿Qué significa...?

Wat betekenen de vragen en antwoorden?

Slide 42 - Slide

¿Qué haces?  /  ¿Qué hace usted?
Opdr. 8a tb, p.23: nog een paar alternatieven
¿Qué haces?
¿Dónde trabajas? 
¿Qué profesión tienes?
¿Cuál es tu profesión? 
¿A qué te dedicas? 

¿Qué hace usted?
¿Dónde trabaja usted? 
¿Qué profesión tiene usted?
¿Cuál es su profesión? 
¿A qué se dedica? 

usted
Wat doet jouw vader?
¿Qué hace tu padre? 
Waar werkt jouw moeder?
¿Dónde trabaja tu madre?
Wat betekent 'jouw'?
tu (zonder accent)
Wat betekent 'uw'?
su 

Slide 43 - Slide

¿Qué haces?  /  ¿Qué hace usted?
Opdr. 8a TB p. 23
Loop rond en vraag aan 3 medestudenten wat zij doen en waar ze werken. Noteer dit en presenteer het aan de klas. 
¿Qué haces?
¿Dónde trabajas? 
¿Qué profesión tienes?
¿Cuál es tu profesión? 
¿A qué te dedicas? 

¿Qué hace usted?
¿Dónde trabaja usted? 
¿Qué profesión tiene usted?
¿Cuál es su profesión? 
¿A qué se dedica? 

usted

Slide 44 - Slide


Leerdoelen behaald?

  • je voorstellen en zeggen waar je vandaan komt
  • vragen hoe het met iemand gaat
  • woorden kunnen spellen 
  • praten over beroepen/bedrijven

Slide 45 - Slide

Deberes
Voor maandag
  • Bestuderen behandelde stof
  • WB maken unidad 2
    opdr. 1 t/m 8
  • WB maken Reglas y Sistemas (R&S) op p. 25
  • Leren vocabulario (zie woordenlijst op Canvas)

Slide 46 - Slide