Kapitel 6+7 - de puntjes op de i

Kapitel 7 (&6) - das Pünktchen auf dem i
Toetsstof Kapitel 7: B Wortschatz N-D || ACDH Wortschatz D-N || Grammatik A + B || Sprach- & Schreibmittel
Herhalingsopdracht werkwoordspelling K1-6 
Let op! Het thema 'Freizeit' (K6) komt terug in de schrijfopdracht.
1 / 50
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Kapitel 7 (&6) - das Pünktchen auf dem i
Toetsstof Kapitel 7: B Wortschatz N-D || ACDH Wortschatz D-N || Grammatik A + B || Sprach- & Schreibmittel
Herhalingsopdracht werkwoordspelling K1-6 
Let op! Het thema 'Freizeit' (K6) komt terug in de schrijfopdracht.

Slide 1 - Slide

Een stukje herhaling: de werkwoordspelling van Kapitel 1 t/m 6. Hoe goed beheers jij die al? We frissen je kennis even op. Blijkt uit de oefeningen dat je het één en ander nog niet beheerst? Noteer dit dan, dan weet je wat je nog moet herhalen. 

Slide 2 - Slide

Hoe goed beheers jij het volgende leerdoel:
- Ik kan de werkwoorden 'haben', 'sein' en 'werden' vervoegen en dit correct toepassen in een zin.

😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Hoe goed beheers jij het volgende leerdoel:
- Ik kan het voltooid deelwoord van zwakke en sterke werkwoorden vormen, ook wanneer dit werkwoord eindigt op -ieren of start met be-, ver-.
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Hoe goed beheers jij het volgende leerdoel:
- Ik kan regelmatige werkwoorden vervoegen, ook wanneer de stam eindigt op een sisklank, of op -d, -t, -m en -n.
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

voltooid deelwoord van haben/sein/werden
A
gehast, geweest, gewerden
B
gehabt, gewesen, geworden
C
gehabt, geseid, geworden
D
gehast, gewesen, geworden

Slide 6 - Quiz

Wat zijn de betekenissen van het werkwoord " werden"?
……………. en …………...

Slide 7 - Open question

haben/sein
Ich ________ 2007 geboren.

Slide 8 - Open question

haben/sein
Er __________ eine Karte bekommen.

Slide 9 - Open question

haben/sein
Ihr _____________ zu Hause.

Slide 10 - Open question

[haben/sein/werden]
. . . . ihr gestern bei Rick?

Slide 11 - Open question

Du [haben/sein/werden] . . . . nicht glauben, wen ich gestern gesehen habe.

Slide 12 - Open question

[haben/sein/werden] . . . . ihr letzten Monat eine Party?

Slide 13 - Open question

Hoe goed beheers jij het volgende leerdoel:
- Ik kan de werkwoorden 'haben', 'sein' en 'werden' vervoegen en dit correct toepassen in een zin.

😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Wat is het voltooid deelwoord van:
verlieben

Slide 15 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van 'klettern'

Slide 16 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van trainieren?

Slide 17 - Open question

Voltooid deelwoord van "reden"

Slide 18 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van 'bezahlen'?

Slide 19 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van "passen"?

Slide 20 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van "suchen"?

Slide 21 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
tanzen

Slide 22 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
arbeiten

Slide 23 - Open question

Hoe goed beheers jij het volgende leerdoel:
- Ik kan het voltooid deelwoord van zwakke en sterke werkwoorden vormen, ook wanneer dit werkwoord eindigt op -ieren of start met be-, ver-.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Vervoeg: ihr.... (antworten)

Slide 25 - Open question

Vervoeg: er.... (zeichnen)

Slide 26 - Open question

Vervoeg: du .... (tanzen)

Slide 27 - Open question

Vervoeg: er .... (arbeiten)

Slide 28 - Open question

Vervoeg: Lisa .... (finden)

Slide 29 - Open question

Warum (warten) ............. du nicht?

Slide 30 - Open question

Wann (besuchen) .... ihr eure Großeltern?

Slide 31 - Open question

(hören) ... du die Nachrichten der BBC?

Slide 32 - Open question

Inga (arbeiten) ______ in Amsterdam.

Slide 33 - Open question

Er ............... (kaufen) ein Buch.

Slide 34 - Open question

Hoe goed beheers jij het volgende leerdoel:
- Ik kan regelmatige werkwoorden vervoegen, ook wanneer de stam eindigt op een sisklank, of op -d, -t, -m en -n.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Nu hebben we de werkwoordspelling van Kapitel 1 t/m 6 herhaald. Op naar Kapitel 7! Hoe zat het ook alweer..?

Slide 36 - Slide

Wat wordt de vorm van het persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval? Sleep het juiste antwoord.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
euch
mich
dich
ihn/sie/es
uns
sie/Sie

Slide 37 - Drag question

Dieses Fahrrad ist (voor jou) für...

Slide 38 - Open question

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Hoe vertaal je 'zonder jou' in het Duits?
A
für dich
B
um dich
C
ohne dich
D
ohne ihn

Slide 39 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Hoe vertaal je 'om jullie' in het Duits?
A
für dich
B
um euch
C
ohne mich
D
ohne ihn

Slide 40 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Hoe vertaal je 'voor hem' in het Duits?
A
für ihn
B
um dich
C
ohne Sie
D
für sie

Slide 41 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Hoe vertaal je 'tegen mij' in het Duits?
A
für mich
B
gegen mich
C
ohne uns
D
durch euch

Slide 42 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Hoe vertaal je 'door ons' in het Duits?
A
durch euch
B
durch uns
C
ohne uns
D
ohne euch

Slide 43 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Hoe vertaal je 'voor jou' in het Duits?
A
für dich
B
um dich
C
ohne dich
D
durch dich

Slide 44 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Hoe vertaal je 'tegen u' in het Duits?
A
gegen sie
B
gegen Sie
C
gegen mich
D
gegen ihn

Slide 45 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Hoe vertaal je 'voor jou' in het Duits?
A
für du
B
vor dich
C
für dich
D
vor du

Slide 46 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Hoe vertaal je 'zonder haar' in het Duits?
A
ohne sie
B
ohne Sie
C
bis sie
D
bis Sie

Slide 47 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Hoe vertaal je 'om jullie' in het Duits?
A
ohne ihr
B
um euch
C
ohne euch
D
um ihr

Slide 48 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Hoe vertaal je 'tot u' in het Duits?
A
gegen Sie
B
gegen ihr
C
bis ihr
D
bis Sie

Slide 49 - Quiz

De persoonlijk voornaamwoorden beheers ik....
😒🙁😐🙂😃

Slide 50 - Poll