vp vaardigheden les 2 medicijnen 2

Medicijnen deel 2
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Medicijnen deel 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Inhoud les:
ondersteunen medicijngebruik
medicijngroepen
toedieningswegen
farmacokinetiek en farmacodynamiek

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Ondersteunen medicijngebruik
  • In principe eigen verantwoordelijkheid zorgvrager
  • Begeleiding bieden als zelfzorg en eventuele mantelzorg tekortschieten
  • Dit kan gaan om voorlichting, hulp bij bestellen, bij uitzetten,  hulp bij inname/toedienen, observatie (bij-)werkingen, etc.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Waar denk je aan bij observatie?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

Gewenning= je hebt steeds meer werkzame stof nodig om het gewenste effect te bereiken
Verslaving = iemand is geestelijk en lichamelijk afhankelijk van het medicijn. Gaat dus verder dan gewenning. Bekend zijn opiaten.
Zwanger en medicatie= kan nadelige gevolgen hebben voor de ontwikkeling van het kind en op de borstvoeding
Interactie= voeding en geneesmiddelen kunnen elkaar onderling beinvloeden, is meestal ongewenst. Bijv sint-janskruid heeft veel invloed op reguliere medicijnen.
Resistentie= ongevoeligheid tegen bepaald medicijn- het werkt dus niet meer. Bijv antibiotia
Overgevoeligheidsreactie= huiduitslag, braken, diaree, misselijkheid. Voor bep. Stof die medicatie bevat.
Cumulatie= ophoping van medicijn in het lichaam. Bijv digoxine, kan ernstige hartritmestoornissen geven.
Acute reacties kunenn shock en coma veroorzaken of bij suide poging
Cumulatie/vergiftiging

Betekent letterlijk een ophoping van een
medicijn.
Lichaam kan het medicijn niet goed verwerken.
Vooral mensen met leverproblemen hebben hier last van.
Soms enkele stopdagen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Gewenning, verslaving en interactie
-Gewenning: Steeds meer nodig voor hetzelfde effect

-Verslaving: lichamelijke en psychische afhankelijkheid

- Interactie: Het ene medicijn heeft invloed op de andere

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Allergische reactie
Bv braken-uitslag-diarree-jeuk.
Ernstig gevolg anafylactische shock
Kan ook nog ontstaan na langdurig gebruik.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Bijwerkingen
-Helaas heeft een medicijn soms een ongewenst neveneffect.
( misselijkheid/braken/reactievermogen)
-Soms moeten er weer medijnen worden gegeven voor de bijwerkingen.
-interacties met andere medicijnen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat betekent het placebo-effect?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Medicijngroepen
Onderverdeling van medicijnen in groepen
Hierna een aantal groepen, maar er zijn er veel meer (zie boek)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Analgetica
Pijnstillers Van zwak naar sterk werkend: 
  1. paracetamol;
  2. NSAID (non-steroidal anti-inflammatory drug), bijvoorbeeld ibuprofen, diclofenac en naproxen (eventueel in combinatie met een paracetamol);
  3. zwakwerkende opioïde, bijvoorbeeld tramadol;
  4. sterkwerkende opioïde oraal of transdermaal, bijvoorbeeld morfine of een fentanylpleister;
  5. sterkwerkende opioïde subcutaan of intraveneus, bijvoorbeeld morfine.Belangrijke informatie
Opiaten kunnen invloed hebben op het reactievermogen
Kan zorgen voor maagproblemen (NSAID’s)
Kans op verslaving --> opioïden


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je over antibiotica?​

Wat is antibiotica?​
Wanneer kun je antibiotica gebruiken?​

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Anticoagulantia 
Stollingsmedicatie
Er zijn verschillende soorten antistollingsmiddelen:

  • Acute  trombose behandeling 
  • Lange termijn, milde antistolling
                - Acetylsalicylzuur (ascal)
  • Lange termijn, zwaardere antistolling 
                - Trombosedienst (INR) --> cumarines
                - DOAC's (direct orale anticoagulantia)





Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Diuretica
Middelen die de hoeveelheid urine vergroten.
-Bv Lasix-Furosemide.
-Hartfalen, hoge bloedruk, nier- en leveraandoeningen.
-Diuretica beinvloeden de nieren. ( meer vocht uitscheiding)
-Soort wat wordt voorgeschreven afhankelijk van de klacht
-Nadeel diuretica uitscheiden veel kalium.
-Kaliumsparende diuretica

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Antibiotica
Belemmeren de groei van bacterien.
Voorbeelden antibiotica: Penicilline, Amoxicilline
Breed en smal spectrumantibiotica
Bijwerkingen komen nogal eens voor.
Resistentie kan voorkomen.
Kuur afmaken.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Bloeddrukmedicatie
Bloeddrukverlagers: 
  • diuretica, bijv. Furosemide
  • medicijnen die op het RAAS systeem werken: bijv. Captopril, een ACE remmer
  • medicijnen die op het sympatisch z.s. werken: bijv. Atenolol, een Bèta blokker
  • medicijnen die op de vaatwand werken, dit zijn Calciumantagonisten: bijv. Verapamil
Bloeddrukverhogers: worden veel minder voorgeschreven

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Medicijnen voor de luchtwegen
Voor de bovenste of de onderste luchtwegen.
voor onderste luchtwegen soorten:
  • die de luchtweg verwijden, bijvoorbeeld salbutamol;
  • die de luchtweg beschermen, bijvoorbeeld corticosteroïden;
  • die het slijm in de longen vloeibaar maken, bijvoorbeeld acetylcysteïne.
Volgorde van deze medicijnen is belangrijk, en juist gebruik!

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Psychofarmaca
hypnotica (slaapmedicijnen);

anxiolytica (medicijnen tegen angst);
antidepressiva (medicijnen tegen depressie);
antipsychotica (medicijnen tegen psychoses);
stemmingsstabilisatoren.



Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Bij een herseninfarct kan je medicijnen geven. Hoe heet deze medicijngroep?
A
pijnstillers
B
bloedverdunners
C
laxeermiddelen
D
maagtabletten

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Welke medicijngroep heeft een verslavende werking?
A
Benzodiazepinen
B
Analgetica
C
Vitaminen
D
Maagmiddelen

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Omeprazol valt onder de medicijngroep
A
Antidiabetica
B
Anti-epileptica
C
Vitaminen
D
Maagmiddelen

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Algeheel of lokaal

Medicijnen met systemische werking
worden via het bloed opgenomen in het gehele
 lichaam. ( algehele werking)
Meer bijwerkingen

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Lokale werking
Medicijnen die plaatselijk werken.
Bv vagina- huid- longen.
Weinig bijwerkingen

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Toedieningswegen
  • Oraal 
  • Rectaal
  • Sublinguaal
  • Injectie (subcutaan,intraveneus,   intramusculair, intra-articulair,   intra cardiaal, intralumbaal en   epiduraal)
  • Pulmonaal (poeder inhalators, aerosolinhalators, vernevelen)
  • Transdermaal, cutaan
  • Oogdruppels en oogzalven
  • Neusdruppels en neusspray
  • Oordruppels
  • Vaginaal
-vaginaal


Slide 25 - Slide

oraal = via de mond 

rectaal = via de anus

sublinguaal = onder de tong (hartproblemen, epilepsie)

transdermaal = via pleister (lokale toediening maar soms systemische werking denk maar aan nicotine pleister)

inhalatie = tracheaal via luchtpijp of nasaal via neus (astma) soms lokaal soms systematisch

vaginaal = via de vagina (anti schimmel)




3

Slide 26 - Video

stop de video na opdracht op slide 29
00:41
Noem 3 voorbeelden van weefsels waar het medicijn via de slagaders naar vervoerd worden

Slide 27 - Open question

denk ook aan hersenen, lichaamsvet en gewrichten
01:01
Wat wordt bedoeld met absorptiesnelheid?
A
de snelheid waarmee en de mate waarin de afgebroken stof wordt uitgescheiden
B
de snelheid waarmee en de mate waarin de werkzame stof wordt uitgescheiden
C
de snelheid waarmee en de mate waarin de werkzame stof wordt toegediend
D
de snelheid waarmee en de mate waarin de werkzame stof wordt opgenomen in het lichaam

Slide 28 - Quiz

 Dit is afhankelijk van de toedieningsvorm, de toedieningsweg en de eigenschappen van de werkzame stof zelf. 
03:00
wijs aan: toxischedosering

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

De weg van het geneesmiddel- Algemeen 
- Medicijn gemaakt in een fabriek > samenstelling 

- Toediening aan de mens: Hoe dan? welke vormen 

In het lichaam (farmacokinetiek en dynamiek): 
- Absorptie: opname van het geneesmiddel 
- distributie: verdeling van geneesmiddel in je lichaam 
      lost op in water? 
      lost op in vetten? 
- metabolisatie: 
      omzetten van het geneesmiddel naar andere stof 
- excretie: uitscheiding uit je lichaam. 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Hoe gedraagt medicatie zich in het lichaam : farmacokinetiek en dynamiek. 
- Absorptie: 
       opname van het geneesmiddel  
- Distributie: 
       verdeling van geneesmiddel in je   
      lichaam  ( hoe? water/vetoplosbaar?)
- Metabolisatie:  
       omzetten van het geneesmiddel naar
       andere stof  
- Excretie (of: eliminatie): 
       uitscheiding uit je lichaam. 
past bij paragraaf 1.5

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

- absorptie in het lichaam afhankelijk van toedieningsvorm. 
- first pass effect bij enteraal
- biologische beschikbaarheid
- effect van onjuiste inname medicatie op bloedspiegel. 


Zijn er nog vragen ? 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

- Absorptie:  
- distributie:  
- metabolisatie:   
- excretie:  
      
past bij paragraaf 1.5

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

- Absorptie:  
- distributie:  
- metabolisatie:   
- excretie:  
      
past bij paragraaf 1.5

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

- Absorptie:  
- distributie:  
- metabolisatie:   
- excretie:  
      
past bij paragraaf 1.5

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Vragen? 
- distributie van medicatie in het lichaam
- metabolisme in de lever
- eliminatie via darmen(gal) en nieren

Slide 36 - Slide

This item has no instructions