BLOK 4 OVER TAAL

OVER TAAL
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

OVER TAAL

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les:
- kun je het stappenplan moeilijke woorden goed gebruiken (herhaling)
- kun je de juiste betekenis in een woordenboek opzoeken
- ken je de betekenis van 10 uitdrukkingen (figuurlijke taal) 

Slide 2 - Slide

Wat weet je al? 
Je hebt al geleerd hoe je zoekwoorden in een woordenboek moet gebruiken. 
Je hebt het stappenplan moeilijke woorden al eens geleerd. 
Je weet wat grondwoorden zijn.
Je weet wat een samenstelling is. 

Slide 3 - Slide

wat doe jij als je een woord niet kent?
Hoe kun je achter de betekenis komen?

Slide 4 - Mind map

stappenplan moeilijke woorden
vaak is opzoeken in een woordenboek niet nodig. 
Je kan de betekenis achterhalen door de 4 stappen van het stappenplan te gebruiken. 

Slide 5 - Slide

Stap 1
Lees een stukje terug of verder en kijk of het woord wordt uitgelegd. 

Slide 6 - Slide

Stap 2
Kijk naar bekende stukjes in het woord. 

  • Soms is een woord een samenstelling en kun je de betekenis uit de twee woorden afleiden. 
  • Soms heeft een woord een voor- of achtervoegsel waarvan je de betekenis kent. 

Slide 7 - Slide

Stap 3
Kijk naar de plaatjes bij de tekst. 

Slide 8 - Slide

Stap 4
vraag de betekenis of zoek de betekenis op in een woordenboek. 

Veel woorden hebben méér dan één betekenis. 
Lees alle betekenissen goed door en kies de betekenis die het beste in de tekst past. 

Slide 9 - Slide

voorbeeld:
'Wil je in je nieuwe kamer behang met of zonder motief?
in het woordenboek zie je twee betekenissen. 



Deze zin gaat over behang. Je begrijpt dat je betekenis 2 moet hebben. 


Slide 10 - Slide

Ik heb een goed ARGUMENT om te laat te komen
A
goed plan
B
goed idee
C
goede reden
D
goede manier

Slide 11 - Quiz

Mijn zus en haar vriendinnen fietsen AFZONDERLIJK naar school, ik ga gelukkig samen met mijn vrienden.
A
op een andere tijd
B
elk apart
C
alleen
D
gezamenlijk

Slide 12 - Quiz

Jos moet tegen de pijn de volgende DOSIS paracetamol innemen: 1000 milligram per keer.
A
hoeveelheid
B
tabletje
C
doosje
D
aantal

Slide 13 - Quiz

Ik eet geregeld vis in plaats van vlees.
A
vaak
B
meestal
C
bijna nooit
D
regelmatig

Slide 14 - Quiz

Hij is het niet eens met de ……. 'muziek maakt mensen blij', zijn mening is dat het meer te maken heeft met de soort muziek.
A
stelling
B
reden
C
oorzaak
D
uitspraak

Slide 15 - Quiz

Wat een ….. apparaat, je kunt er mee plakken, vouwen en knippen.
G I F N E V R U T

Slide 16 - Open question

Om een account aan te maken, moet je je
N R R I G R E T E E S

Slide 17 - Open question

De oude man leeft erg
DEELSEGïOR


Slide 18 - Open question

Binnenkort zal de nieuwe cd van mijn favoriete zanger
E N H C R E V S IJ N

Slide 19 - Open question

Figuurlijk taalgebruik

Slide 20 - Slide

uitdrukkingen opzoeken in het woordenboek. 
Kijk altijd bij het belangrijkse woord in het woordenboek. 

'Er zit een addertje onder het gras.'


Slide 21 - Slide

We gaan oefenen!
je krijgt zo een aantal uitdrukkingen te zien. 
Bij welk woord zoek je deze op in het woordenboek? 

Slide 22 - Slide

Joop kijkt door een roze bril.

Slide 23 - Open question

Miriam straalt helemaal.

Slide 24 - Open question

Bodhi loopt met zijn hoofd in de wolken.

Slide 25 - Open question

Olaf gaat op zijn strepen staan.

Slide 26 - Open question

Sabrina heeft haar diploma met de hakken over de sloot gehaald.

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Link

Maken (huiswerk)
opdracht 30, 32, 33, 34
blz. 189 t/m 191

Slide 29 - Slide