Opfrissen HC1 - Het Britse Rijk

Opfrissen HC1
Het Britse Rijk
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Opfrissen HC1
Het Britse Rijk

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Opfrisquiz over het Britse Rijk
  • Opdracht over de KA's die horen bij deelvraag 2 en 3 van stofomschrijving
  • zie www.examenblad.nl of https://www.examenblad.nl/examenstof/syllabus-geschiedenis-havo-2022/2022/havo/f=/geschiedenis_havo_2022_versie_2.pdf

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is de EIC?
A
East Inca Company
B
East Indië Company
C
East India Company
D
East Africa Company

Slide 4 - Quiz

Door het Verdrag van Allahabad kregen de Britten...
A
het recht om belastingen te innen in Bengalen
B
het recht om de Mogol-vorst te benoemen
C
het recht om India te besturen
D
het recht om thee gratis te exporteren

Slide 5 - Quiz

Wat was een effect van het Verdrag van Allahabad?
A
De EIC vertrok uit India
B
De EIC betaalde meer voor katoen
C
De Britse regering bestuurde India nu
D
De EIC kreeg meer macht in India

Slide 6 - Quiz

Het verdrag van Allahabad werd getekend in
A
1765
B
1776
C
1823
D
1857

Slide 7 - Quiz

Wie begonnen de Grote Opstand (1857-1858) in het Britse rijk in India?
A
Britten die meer gezag wilden.
B
Indiase boeren.
C
Ontevreden Indiase soldaten.
D
Indiase regering die onder toezicht stond van de Britten.

Slide 8 - Quiz

Wat was de directe oorzaak van de grote Opstand in 1857?
A
De Indiase soldaten waren ontevreden.
B
De White Men's Burden.
C
Nieuwe wapen dat dierlijk vet bevatte.
D
Ergenis over de Britse economische uitbuiting.

Slide 9 - Quiz

Waarna kwam er een eind aan de invloed van de EIC?
A
Revolt of 1858
B
2nd war of independence
C
1st War of independence
D
Revolt of 1857

Slide 10 - Quiz

Wat was een gevolg van de Grote Opstand (1857)?
A
De Indiase kolonie werd onder direct bestuur van de Britse regering geplaatst.
B
De Mogol kreeg alle macht in handen.
C
De East India Company (EIC) verdween uit India.
D
De Indiase bevolking werd een eenheid.

Slide 11 - Quiz

Wat werd in 1885 opgericht door hoogopgeleide verwesterde Indiërsom gelijke kansen binnen het Brits-Indië te krijgen?
A
The Royal Navy
B
The Indian army
C
The viceroy
D
The Indian National Congress

Slide 12 - Quiz

Juist/onjuist?
Miljoenen Indiërs in Brits-Indië werden bestuurd door een kleine groep Britten die het inheemse bestuur gebruikten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Welke titel kreeg Victoria toen Brits-Indië uitgeroepen was?
A
Koningin Victoria.
B
Tsarin Victoria.
C
Gouverneur-Generaal Victoria.
D
Keizerin Victoria.

Slide 14 - Quiz

In 1858 werd Brits-Indië een Engelse kolonie.

Om welke reden merkten de inwoners weinig van deze verandering in het bestuur?
A
De bevolking sprak geen Engels en kon Engelse mededelingen niet lezen
B
De fabrieksbazen kregen orders van de Britse ambtenaren en voerden die uit
C
De Britse ambtenaren bestuurden het land indirect via de plaatselijke adel
D
De Britse regering stuurde geen Britse soldaten of ambtenaren naar de kolonie

Slide 15 - Quiz

Wat was de industriële revolutie?
A
Werk werd meer met de hand gedaan en minder met machines.
B
Er kwam een oorlog tussen fabrikanten.
C
Er kwamen minder fabrieken.
D
Werk werd meer met machines gedaan en minder met de hand.

Slide 16 - Quiz

Wanneer was de industriële revolutie?
A
In de 18e eeuw
B
In de 19e eeuw
C
In de 20e eeuw
D
In de 21e eeuw

Slide 17 - Quiz

Voor de Industriële Revolutie....
A
leefde 90% van de bevolking in de stad.
B
was de verhouding platteland-stad 50-50.
C
leefde 90% van de bevolking op het platteland.
D
weten wij niet hoe de verhoudingen waren.

Slide 18 - Quiz

Waarom probeerde fabriekseigenaar Robert Owen de situatie voor de arbeiders te verbeteren?
A
Hij maakte genoeg winst.
B
Hij was een echte socialist en kwam op voor de belangen van de liberalen.
C
Hij wilde meer macht aan de koloniën geven.
D
Hij was van eenvoudige afkomst en wist hoe slecht arbeiders het hadden.

Slide 19 - Quiz

Robert Owen is representatief voor de meeste fabrieksbazen in de 19e eeuw.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

Stonden bij Robert Owen 'kortetermijnbelangen' of 'langetermijnbelangen' voorop?
A
kortetermijnbelangen
B
langetermijnbelangen
C
allebei
D
geen van beiden

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide