Jaar 4 - Politiek H6

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Vraag 2. Waarom is er in Nederland altijd een coalitie nodig om een kabinet te vormen? (blz 55)

Vraag 3 (blz 55)

Wanneer kan een regeringspartij veranderen in een oppositiepartij of andersom?

Vraag 6. Waarom mag een minister geen lid zijn van het parlement? (blz 57)

Vraag 12 (blz 59)

Stel dat er in verkiezingen zijn voor de Tweede Kamer en daar een zetelverdeling uitkomt. 

Welk kabinet zou jij formeren?
* De partijen moeten met elkaar kunnen samenwerken
* De partijen moeten een meerderheid hebben

Vraag 13 (blz 59)

Bepaal met behulp van cijfers de juiste plaats van de woorden. 

Bij de nummers 2 en 5 moet je zélf het juiste woord bedenken.

Vraag 13 (blz 59)

1 = Verkiezingen

2 = kabinetsformatie

3 = regeerakkoord

4 = staatssecretarissen

5 = koning

6 = minister-president

7 = compromissen

8 = coalitie

9 = oppositie

Vraag 14. In het parlement zitten coalitiepartijen en oppositiepartijen. Wat zijn oppositiepartijen? (blz 60)

1. Partijen die niet in de Eerste Kamer zitten
2. Partijen die niet in de regering zitten
3. Partijen met overwegend linkse standpunten
4. Partijen met overwegend rechtse standpunten

Wat zijn de twee taken van het parlement?

Welke rechten heeft het parlement?