23-02-22 groep A-rood

Welkom 
Marshmallow challenge
Lezen de baby sitter
berichten bespreken
huiswerk nakijken
Wat is mijn probleem?
Debat


1 / 34
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom 
Marshmallow challenge
Lezen de baby sitter
berichten bespreken
huiswerk nakijken
Wat is mijn probleem?
Debat


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Marshmallow challenge
18 minuten

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Bouw een zo hoog mogelijk vrijstaand bouwwerk! 
 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
 Materiaal:
1. 10 spaghetti staafjes, 1 meter tape, 1 meter touw, 1 marshmallow en een schaar.
2. Je mag het touw, de tape en de spaghetti verknippen.
3. De marshmallow komt als laatste bovenop het bouwwerk.
4. Na 18 minuten meet ik de hoogte.
5. Het team met het hoogste bouwwerk wint.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Voegwoorden
Huiswerk 
Van A tot Zin
 4.10  opdracht 1 en 2
4.11 opdracht 1, 3 en 5
4.12 opdracht 5 en 6


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

voegwoorden
En, maar, of, dus en want 

De woordvolgorde verandert niet!

Ik ben de afspraak vergeten, omdat
woordvolgorde verandert wel!


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vergeten afspraak
Je bent een afspraak vergeten met je beste vriendin / vriend. Die is nu erg teleurgesteld. Je stuurt een bericht. 
leg uit:
Waarom je een bericht stuurt.
Waarom je niet op de afspraak bent gekomen.
Wat je gaat doen om het goed te maken.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je hebben?
Je gebruikt hebben om te praten over bezit.
Bezit betekent: van iemand.

Ik heb geld.
Wij hebben een auto.
We hebben morgen geen les.
Zij hebben veel problemen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je zijn?
Je gebruikt zijn om te praten over mensen of dingen.

Ik ben een man.
Hij is 38 jaar.
Wij zijn samen.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

hebben of zijn?
Jullie ............. te laat.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

........... dat boek goed?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

........... je een nieuwe leerling hier op school?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

We .......... morgen niet thuis.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Ik ........... de afspraak vergeten.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Het spijt me dat ik niet op de afspraak ......... gekomen.

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Hij ......... veel vrienden.
A
heeft
B
is

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

.......... jij broers en zussen?
A
heb
B
ben
C
zijn
D
hebben

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Ik ...... 38 jaar.
A
heb
B
ben

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een goede zin?
Eigen teksten samen nakijken!

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Wat is mijn probleem?


1 leerling komt naar voren
2. Er staat een probleem op het bord.
3. Geef een advies.
4. Wat is mijn probleem?

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Debat
1. Mobiele telefoons op school moeten verboden worden.

2. Middelbare scholen moeten voortaan om 10.00 uur beginnen.

Opdracht bedenk 2 argumenten voor en 2 argumenten tegen.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Geen mobieltjes op school

1. Je schrijft je mening op.
Ik vind dit een goed idee, omdat
Ik vind dit geen goed idee, omdat

Je schrijft twee voordelen en twee nadelen op.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

De school begint om 10.00 uur
1. Je schrijft je mening op.
Ik vind dit een goed idee, omdat
Ik vind dit geen goed idee, omdat

Je schrijft op:
2 voordelen en 2 nadelen 


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wederkerende werkwoorden
Noem voorbeelden van wederkerende werkwoorden:

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

wederkerende werkwoorden
Wederkerend = letterlijk 'terugkerend', komt terug.


Het werkwoord slaat terug op het onderwerp.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld wederkerend ww
Ik vergis me wel eens.

Je kunt een ander niet vergissen, alleen jezelf. Daarom noem je dit een verplicht wederkerend werkwoord. 

Bij het werkwoord hoort een wederkerend voornaamwoord (me)

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

toevallig wederkerend ww
Er zijn ook werkwoorden die wederkerend gebruikt kunnen worden, zoals verwonden. 

  • Ik verwondde me aan de groenteschaaf. (wederkerend)
  • Ik verwondde mijn broertje met de grasmaaier. (niet-wederkerend) 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Tips & Trics
Zet de zin in de hij-vorm, dan verandert het wederkerend voornaamwoord in 'zich' en dat is wel makkelijk te herkennen.

Dus: Ik verveel me. -⊳ Hij verveelt zich.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Is dit werkwoord wederkerend?
bemoeien
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quiz

Het werkwoord is: zich bemoeien.
- Bemoei je met je eigen zaken.
- Ouders bemoeien zich met de opvoeding van hun kinderen.
Wat is geen verplicht wederkerend werkwoord?
A
verslapen
B
uitsloven
C
gedragen
D
wassen

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

huiswerk
Aron scheert zich
Van A tot zin blz. 88 en 89

Slide 34 - Slide

This item has no instructions