Semana 48 - Conocer, pedir, llevar, traer y ese/este/aquel

OBJETIVOS DOELEN
Después de esta clase... Na deze les...

1. ...sé usar los verbos conocer, pedir, llevar y traer kan ik de werkwoorden kennen, vragen, halen en brengen gebruiken
1 / 16
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

OBJETIVOS DOELEN
Después de esta clase... Na deze les...

1. ...sé usar los verbos conocer, pedir, llevar y traer kan ik de werkwoorden kennen, vragen, halen en brengen gebruiken

Slide 1 - Slide

Conocer (a) Kennen
- Alleen ik-vorm is anders

- Voor dingen: zonder a
> ¿Conoces todos los países latinos?

- Voor mensen: met a
> ¿Conoces a Laura?

Slide 2 - Slide

Pedir (a) Verzoeken/eisen/bestellen
- De 'e' word 'i', behalve bij n/vosotros

- Voor dingen: geen a
> Pedimos un café en el restaurante.

- Voor mensen: wel a
> Le pido un favor a Laura

Slide 3 - Slide

Llevar Meenemen - van hier naar daar
Als iets 'van hier naar daar' wordt gebracht,
moet je llevar gebruiken. Anders moet je 
'traer' gebruiken.

> Llevo un pastel  a la fiesta.
Ik neem een taart mee naar het feest.
(van mijn huis naar het feest)

Slide 4 - Slide

Traer Meenemen - van daar naar hier
Als iets 'van daar naar hier' wordt gebracht,
moet je 'traer' gebruiken. Anders moet je
'llevar' gebruiken.

> La profesora dice: "¡Tráeme tu libro!"
De docent zegt: "Breng me je boek!"
(van jouw tafel naar de docent)

Let op! De ik-vorm is onregelmatig. 

Slide 5 - Slide

Bij traer en llevar moet je letten richting
  • traer = meenemen : van daar naar hier
¿Puedes traer postre? = Kun je een toetje meenemen?
  • llevar = meenemen : van hier naar daar
Claro, llevo un pastel. = Natuurlijk, ik neem gebak mee.

Bij welke werkwoorden is dit nog meer zo?

Slide 6 - Slide

Ook bij ir en venir moet je letten richting
  • venir = komen : van daar naar hier
Maria, ¿Vienes a mi fiesta? = Kom je op mijn feestje?
  • ir = komen : van hier naar daar
Si, ¡voy con mucho gusto! = Ja, ik kom graag!

Slide 7 - Slide

¡A trabajar!
- haced: LT p 67 ejercicios 4 y 5
- ¿listo? continúa con los deberes: LE 38-39/7ab,8
- también estudia: LT 233-234

Slide 8 - Slide

METAS DOELEN
Después de esta clase... Na deze les...

1. ...puedo usar los verbos conocer, pedir, llevar y traer kan ik de werkwoorden kennen, vragen, halen en brengen gebruiken
2. ...sé la diferencia entre este, ese y aquel ken ik het 
verschil tussen de drie typen aanwijzend 
voornaamwoorden

Slide 9 - Slide

Una exposición (LT 65)
Escuchad y leed el texto. Luego, vais a hacer LT 66/1.
parte 1
parte 2

Slide 10 - Slide

Pronombres demostrativos
Dicht bij de spreker (aquí = hier)
este            -           esta           -        estos        -     estas      -       esto

Slide 11 - Slide

Pronombres demostrativos
Dicht bij de spreker (aquí = hier)
este            -           esta           -        estos        -     estas      -       esto
Verder weg van de spreker (ahí = daar)
ese             -             esa           -         esos          -    esas        -       eso

Slide 12 - Slide

Pronombres demostrativos
Dicht bij de spreker (aquí = hier)
este            -           esta           -        estos        -     estas      -       esto
Verder weg van de spreker (ahí = daar)
ese             -             esa           -         esos          -    esas        -       eso
Ver weg van de spreker (allí = daarginds)
aquel         -             aquella   -         aquellos  -    aquellas  -      aquello

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

aquel
ese
este

Slide 15 - Slide

Deberes Huiswerk
- hacer: LT p 66-67/1,2,3a
- estudiar: LT p 190 bloque 22

Slide 16 - Slide