brugklas insp les

• Frans
• MBO
• Studiejaar 2

Bonjour la classe!

Commence silencieux ( begin in stilte avec l'excercice du début/ start opdracht)

Tu as fini les excercices? -> lis la feuille au dessous (lees onderaan de laatste opdracht)

objectifs/doelen

- À la fin de ce cours je peux..
1. de kloktijden in het frans benoemen (les heures)
2. Faire des phrases négatives
3.  het bezittelijk voornaawoord kunnen toepassen in oefenzinnen

Faites l'excercice 1,2,3 s.v.p!

Niveau sonore?: silencieux

quels excercices: 1,2,3

Klaar? Herhaal de woorden en zinnen van hoofdstuk 2

Fini? pratique avec la vocabulaire à la page 83!!

Corriger!

Wissel van blad met jouw buurman / Changez de feuille avec ton/ta voisine.

Diviser!

Excercice 1: 1-2 fouten -> violet-> klaar oranje
Excercice 2: 1-2 fouten -> jaune-> klaar? oranje

Excercice 3: 1-2 fouten -> bleu -> klaar?  oranje
Bij iedere oefening maximaal 1 fout - orange -> tu as fini orange

-> chapitre 5 online -> D

vul het juiste bezittelijk voornaamwoord in

(hun) parents sont malades maintenant!

vul het juiste bezittelijk voornaamwoord in

(onze) sac à dos est à l'école.

vul het juiste bezittelijk voornaamwoord in

(mijn) mère s'apelle Sandra

vul het juiste bezittelijk voornaamwoord in

(jouw) chien est gris et noir.

Schrijf op!

Het is half 7.

Schrijf op!

Het is tien over half 8.

Het is 12 uur smiddags.

Het is kwart voor 3.

Heb je moeite met ontkennen?

bekijk eerst de volgende video!

Je cherche mes clés!

Herschrijf de zin en voeg ne/n' en pas toe om een ontkenning te maken

Je suis hollandais.

Herschrijf de zin en voeg ne/n' en pas toe om een ontkenning te maken

J'ai un chien.
Herschrijf de zin en voeg ne/n' en pas toe om een ontkenning te maken

J'ai un cadeau pour toi.
herschrijf de zin door ne en pas te gebruiken

le Passé Composé

Check voor deze opgaves hoofdstuk 5 (opdracht D online)

Zet de zin in de verleden tijd (en zorg dat je het ww 'hebben' gebruikt)
Ik speel.

Nog eentje...
"Wij spelen."

1. Wij speeelden.
2. Wij hebben gespeelt.
3. Wij hebben gespeeld.
4. Wij zijn gespeeld.

Faites attention!

Verbes irréguliers:

- être -> été : J'ai été malade. = Ik ben ziek geweest.

- avoir -> eu : Il a eu un cadeau. = Hij heeft een cadeau gekregen.

- prendre -> pris : Nous avons pris le métro. = Wij hebben de metro genomen.

- faire -> fait : Tu as fait des photos? = Heb je foto's gemaakt?

- vouloir -> voulu : Elle a voulu avoir un chien. = Zij heeft een hond gewild.

Ik heb gedanst.

1. Je danse
2. Je suis dansé
3. J'ai danse
4. J'ai dansé

Zij heeft gekeken.

1. Elle a regardé
2. Elle a regardée
3. Elle regardé
4. Elle a regarde

Jullie hebben gegeten.

1. Vous avez mangée
2. Vous aves mangé
3. Vous avez mange
4. Vous avez mangé

Wij hebben gespeeld (nous - jouer).

Jij hebt gewonnen (gagner).

Zij hebben gewerkt (Ils - travailler).

J'ai joué.

Vous avez dansé.

Elles ont été.

On a joué.

Tu as mangé.

Ik heb gespeeld.

U heeft gedanst.

Zij zijn geweest.

Men heeft gespeeld. 

Jij hebt gegeten.

Klaar met de oranje opdrachten?

Maak van hoofdstuk 5 -> D