H2




Pak je leesboek en ga 10 minuten lezen.
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with text slides.

Items in this lesson




Pak je leesboek en ga 10 minuten lezen.

Slide 1 - Slide

Toetsbespreking H2
Donderdag 10 november: toets hoofdstuk 2 (2.3 / 2.5 / 2.7 / 2.8 / 2.9)

Lezen: je weet wat een informatieve tekst is, je kunt de functies van de inleiding en het slot benoemen, je herkent tekstverbanden en kunt ze benoemen (blz. 105).
Woorden: betekenis van de 30 woorden kennen en je weet de betekenis van de Latijnse- en Griekse voor- en achtervoegsels.
Grammatica zinsdelen: je kunt hoofd- en bijzin herkennen en weet het verschil tussen neven- en onderschikking.
Grammatica woordsoorten: je kunt telwoorden benoemen.
Spelling: Je kunt de gebiedende wijs spellen en weet waar je hoofdletters moet plaatsen.

Slide 2 - Slide

Toetsbespreking H2
1. Vul het eerste blad in van 'Analyse van de toets: voorbereiding'
timer
5:00

Slide 3 - Slide

Lezen (6 pt.)

1. Hieronder staan stellingen over informatieve teksten. Geef aan of de stelling juist of onjuist is. (1 pt.)
Een informatieve tekst heeft als belangrijkste doel de lezer te enthousiasmeren. Juist/Onjuist.
b. In een informatieve tekst vind je bijna nooit feitelijke informatie. Juist/Onjuist.
c. De mening schrijver speelt niet of nauwelijks een rol. Juist/Onjuist. 



Slide 4 - Slide

Lezen (6 pt.)

1. Hieronder staan stellingen over informatieve teksten. Geef aan of de stelling juist of onjuist is. (1 pt.)
Een informatieve tekst heeft als belangrijkste doel de lezer te enthousiasmeren. Juist/Onjuist.
b. In een informatieve tekst vind je bijna nooit feitelijke informatie. Juist/Onjuist.
c. De mening schrijver speelt niet of nauwelijks een rol. Juist/Onjuist. 

1. a onjuist      b onjuist        c juist 

Maximumscore: 1 pt. Indien alle drie goed: 1 pt. Indien twee goed: 0,5 pt. Indien één of geen goed: 0 pt.



Slide 5 - Slide

Lezen (6 pt.)
Lees tekst 1  verkennend.

2. Beantwoord de volgende vragen over de opbouw van tekst 1. (1 pt.)
a. Heeft deze tekst een tweedeling of een driedeling?
b. Noteer de delen, met de bijbehorende alineanummers.

Slide 6 - Slide

Lezen (6 pt.)
Lees tekst 1  verkennend.

2. Beantwoord de volgende vragen over de opbouw van tekst 1. (1 pt.)
a. Heeft deze tekst een tweedeling of een driedeling?
b. Noteer de delen, met de bijbehorende alineanummers.

a tweedeling 
b inleiding: alinea 1, 
    kern: alinea 2 t/m 4 

Maximumscore: 1 pt. Indien a en b goed: 1 pt. Indien alleen a goed: 0 pt.

Slide 7 - Slide

Lezen (6 pt.)
Lees tekst 1  verkennend.

3. Welke functie(s) heeft de inleiding van tekst 1? (1 pt.)
A. aandacht trekken
B. de aanleiding noemen
C. de centrale vraag stellen
D. de mening van de schrijver geven
E. een samenvatting van de inhoud geven
F. het onderwerp noemen




Slide 8 - Slide

Lezen (6 pt.)
3. Welke functie(s) heeft de inleiding van tekst 1? (1 pt.)
A. aandacht trekken
B. de aanleiding noemen
C. de centrale vraag stellen
D. de mening van de schrijver geven
E. een samenvatting van de inhoud geven
F. het onderwerp noemen

3. A, F 
Maximumscore: 1 pt. 0,5 pt. per goed antwoord 
– 0,5 pt. per verkeerd antwoord





Slide 9 - Slide

Lezen (6 pt.)
Lees tekst 1 in de tekstbijlage nauwkeurig.

4. Welk verband is er tussen alinea 2 en alinea 3 van tekst 1? (1 pt.)
A. opsommend verband
B. redengevend verband
C. tijdsvolgorde verband
D. uitleggend verband

Slide 10 - Slide

Lezen (6 pt.)
4. Welk verband is er tussen alinea 2 en alinea 3 van tekst 1? (1 pt.)
A. opsommend verband
B. redengevend verband
C. tijdsvolgorde verband
D. uitleggend verband

4. C (signaalwoord: vervolgens!)
1 pt.



Slide 11 - Slide

Lezen (6 pt.)
5. Citeer uit alinea 3 twee woorden die onzekerheid uitdrukken. (1 pt.)

Slide 12 - Slide

Lezen (6 pt.)
5. Citeer uit alinea 3 twee woorden die onzekerheid uitdrukken. (1 pt.)

5. suggereerden, lijkt 

Maximumscore: 1 pt. 0,5 pt. per goed woord 
Indien een leerling meer dan twee woorden geeft, alleen de eerste twee beoordelen.

Slide 13 - Slide

Lezen (6 pt.)
6. Lees de titel van tekst 1 nog een keer. Deze conclusie staat niet in de tekst. Citeer de zin die aangeeft dat de conclusie toch zou kunnen kloppen. (1 pt.)

Slide 14 - Slide

Lezen (6 pt.)
6. Lees de titel van tekst 1 nog een keer. Deze conclusie staat niet in de tekst. Citeer de zin die aangeeft dat de conclusie toch zou kunnen kloppen. (1 pt.)

6. Uit eerdere ... hersengebied hebben. (r. 10-12) 
De leerling hoeft de informatie tussen haakjes niet te vermelden. 
1 pt.



Slide 15 - Slide

Woorden (5 pt.)
7. Noteer de betekenis van de onderstreepte woorden (1 pt.)
a . Zullen we dat eens afzetten tegen dit boek?
b. Dat is wel erg eenzijdig.

Slide 16 - Slide

Woorden (5 pt.)
7. Noteer de betekenis van de onderstreepte woorden (1 pt.)
a . Zullen we dat eens afzetten tegen dit boek?
b. Dat is wel erg eenzijdig.

7. a vergelijken met 
b beperkt, niet compleet ontwikkeld 

Maximumscore: 1 pt. 0,5 pt. per goed antwoord

Slide 17 - Slide

Woorden (5 pt.)
Lees de onderstaande tekst.

In de hippe wijk Camden in Londen had vorige week de ergernis rond hondenpoep een [a.] limiet bereikt. De deelgemeente besloot [b.] resoluut tot actie over te gaan. Via Facebook riep ze mensen op drollen knalroze te verven. De hondenbezitters laten immers geen adreskaartjes na. Dat is een [c.] complicatie in de zoektocht naar schuldige baasjes. De deelgemeente hoopt dat de knalroze poep een flinke [d.] impact heeft op het schuldgevoel van de hondenbezitters.

8. Noteer de betekenis van de vier onderstreepte woorden in de tekst. (2 pt.)

Slide 18 - Slide

Woorden (5 pt.)
8. Noteer de betekenis van de vier onderstreepte woorden in de tekst. (2 pt.)

8. a uiterste grens 
b vastberaden en zonder aarzeling 
c moeilijkheid, extra probleem Reken ‘bijkomende kwaal’ als antwoord fout. 
d invloed, werking 

Maximumscore: 2 pt. 0,5 pt. per goed antwoord






Slide 19 - Slide

Woorden (5 pt.)
9. Wat betekenen de onderstreepte woorden? (2 pt.)
- Noteer eerst het woorddeel dat uit het Latijn afkomstig is.
- Omschrijf dan de betekenis van het woord. Gebruik daarbij de betekenis van het woorddeel dat uit het Latijn afkomstig is.

a. In dit toestel zit een microfilm.
b. Deze politicus heeft een interessante maatschappijvisie.

Slide 20 - Slide

Woorden (5 pt.)
9.
a. In dit toestel zit een microfilm.
b. Deze politicus heeft een interessante maatschappijvisie.

9. a micro- kleine film 
b -visie kijk op de maatschappij / hoe hij de maatschappij ziet 

Maximumscore: 2 pt. 1 pt. per goed antwoord Reken het antwoord ook goed als de leerling de betekenis niet helemaal correct heeft omschreven, maar wel het Latijnse woorddeel heeft herkend en correct heeft benoemd.

Slide 21 - Slide

Grammatica zinsdelen (2 pt.)
10. Vul de ontbrekende woorden in. (1 pt.)
 Een samengestelde zin met twee hoofdzinnen noemen we een ____.
 Een samengestelde zin met een hoofdzin en een bijzin noemen we een ____.

Slide 22 - Slide

Grammatica zinsdelen (2 pt.)
10. Vul de ontbrekende woorden in. (1 pt.)
 Een samengestelde zin met twee hoofdzinnen noemen we een ____.
 Een samengestelde zin met een hoofdzin en een bijzin noemen we een ____.

10. nevenschikking 
onderschikking 

Maximumscore: 1 pt. 0,5 pt. per goed antwoord

Slide 23 - Slide

Grammatica zinsdelen (2 pt.)
11. Lees onderstaande samengestelde zin. Schrijf het voegwoord op en kies wat de volgorde van de zin is. (1 pt.)
 De handbalsters werden wereldkampioen, nadat ze in de laatste minuut scoorden uit een strafworp.
A. bijzin - hoofdzin
B. hoofdzin - bijzin
C. hoofdzin - hoofdzin

Slide 24 - Slide

Grammatica zinsdelen (2 pt.)
11. Lees onderstaande samengestelde zin. Schrijf het voegwoord op en kies wat de volgorde van de zin is. (1 pt.)
 De handbalsters werden wereldkampioen, nadat ze in de laatste minuut scoorden uit een strafworp.
A. bijzin - hoofdzin
B. hoofdzin - bijzin
C. hoofdzin - hoofdzin

11. nadat, B 
Maximumscore: 1 pt. 0,5 pt. per goed antwoord

Slide 25 - Slide

Grammatica woordsoorten (2 pt.)
12. Maak zelf twee zinnen met een telwoord. Hieronder staat welke soort telwoord je moet gebruiken. Onderstreep het telwoord. (1 pt.)
a. bepaald hoofdtelwoord (bhtw)
b. onbepaald rangtelwoord (ortw)

Slide 26 - Slide

Grammatica woordsoorten (2 pt.)
12. Maak zelf twee zinnen met een telwoord. Hieronder staat welke soort telwoord je moet gebruiken. Onderstreep het telwoord. (1 pt.)
a. bepaald hoofdtelwoord (bhtw)
b. onbepaald rangtelwoord (ortw)

12. Reken de zin goed als de juiste soort telwoord gebruikt en onderstreept is. 
Bijvoorbeeld: a Die schoenen kosten ruim 150 euro! 
b Wij zijn allebei de middelste thuis. 

Maximumscore: 1 pt. 0,5 pt. per juist en onderstreept telwoord

Slide 27 - Slide

Spelling (7 pt.)
13. Hieronder staan stellingen over hoofdletters. Geef aan of de stelling juist of onjuist is. (1 pt.)
a. De eerste letter van een zin is altijd een hoofdletter. Juist/Onjuist.
b. Namen van landen schrijf je met een hoofdletter. Juist/Onjuist.

Slide 28 - Slide

Spelling (7 pt.)
13. Hieronder staan stellingen over hoofdletters. Geef aan of de stelling juist of onjuist is. (1 pt.)
a. De eerste letter van een zin is altijd een hoofdletter. Juist/Onjuist.
b. Namen van landen schrijf je met een hoofdletter. Juist/Onjuist.

13. a onjuist 
b juist 

Maximumscore: 1 pt. 0,5 pt. per goed antwoord.



Slide 29 - Slide

Spelling (7 pt.)
14. Vul in onderstaand recept de gebiedende wijs in. (4 pt.)
a. [Bereiden] je goed voor door alle ingrediënten klaar te zetten.
b. [Snijden] de ui en de paprika in kleine stukjes.
c. [Bakken] eerst de ui, en daarna de paprika op halfhoog vuur.
d. [Braden] vervolgens de reepjes rundvlees zachtjes mee.
e. [Toevoegen]: water, bouillonblokje, peper, laurierblad en de tomaat.
f. [Laten] het geheel zo’n drie tot vier uur sudderen.
g. [Proeven] het stoofvlees en
h. [kruid] het met nog wat paprikapoeder.

Slide 30 - Slide

Spelling (7 pt.)
14. Vul in onderstaand recept de gebiedende wijs in. (4 pt.)

14. a Bereid b Snijd c Bak d Braad e Voeg toe f Laat g Proef h kruid 

Maximumscore: 4 pt. 0,5 pt. per correct gespelde gebiedende wijs


Slide 31 - Slide

Spelling (7 pt.)
15. Noteer de woorden die een hoofdletter moeten krijgen. (2 pt.)
a. jaren geleden werd mijn zus tijdens een vakantie in den haag verliefd op een zweedse jongen.
b. ’s avonds seinden wij met een zaklantaarn morsetekens naar huisje ‘zeezicht’, want mobieltjes waren toen nog niet uitgevonden.
c. 13 dagen duurde de verliefdheid op de jongen met de adidas-schoenen.
d. hij bleef nog in park kijkduin, maar onze brabantse schoolvakantie was eind augustus echt afgelopen.

Slide 32 - Slide

Spelling (7 pt.)
15. Noteer de woorden die een hoofdletter moeten krijgen. (2 pt.)

15. a Jaren, Den, Haag, Zweedse 
b Avonds, Zeezicht 
c Adidas, Kijkduin 
d Hij, Brabantse 

Maximumscore: 2 pt. 0,2 pt. per correct geplaatste hoofdletter 
– 0,2 pt. per woord dat ten onrechte met een hoofdletter gespeld is, zoals Morsetekens, Dagen, Augustus.


Slide 33 - Slide

Dicteewoorden (2 pt.)
16. a acquisitie 
b enquête 
c queeste 
d requiem 

Maximumscore: 2 pt. 0,5 pt. per correct gespeld woord

Slide 34 - Slide

Beoordeling
17. Reflectie 1 pt.

Totaal 24 pt. 
G = 18,5 - 24 
V= 14 - 18 
M= 11,5 – 13,5
O= 9 – 11 
NA= < 9

Slide 35 - Slide

Beoordeling

Slide 36 - Slide