This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Programma
lessonupvragen over 4.1 en 4.2
Film
bs. 3: een man, uitleg
Maken opdrachten 1 t/m 4 en 6 t/m 8
Slide 1 - Slide
Vocht wordt aan zaadcellen toegevoegd door:
A
prostaat
B
urineblaas
C
zaadblaasje
D
prostaat en zaadblaasje
Slide 2 - Quiz
Welk geslachtskenmerk is een primair geslachtskenmerk?
A
Baardgroei
B
Baarmoeder
C
Lagere stem
D
Borsten
Slide 3 - Quiz
Welke geslachtskenmerken zijn secundaire geslachtskenmerken?
A
Vagina
B
Penis
C
borsten
D
schaamlippen
Slide 4 - Quiz
Wanneer is de puberteit?
A
10-16 jaar
B
12- 16 jaar
C
12- 21 jaar
D
16- 25 jaar
Slide 5 - Quiz
In de puberteit gebeurt er veel met je. Wat is de puberteit?
A
Periode waarin je naar de middelbare school gaat.
B
Periode waarin je geestelijk en lichamelijk volwassen wordt.
C
Periode waarin je veel vrienden en vriendinnen krijgt.
D
Periode waarin je op kamers gaat wonen.
Slide 6 - Quiz
Een zaadcel is zo klein, het bevat geen DNA
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quiz
Noem drie secundaire geslachtskenmerken die alleen bij mannen voorkomen
Slide 8 - Open question
In afbeelding 1 zie je alleen primaire geslachtskenmerken
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
Schaamhaar, okselhaar en meer zweet en talgklieren zijn:
A
geen geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken van de vrouw
C
Secundaire geslachtskenmerken van de man
D
Secundaire geslachtskenmerken van beide geslachten
Slide 10 - Quiz
In de afbeelding hiernaast staan de organen van het mannelijk voortplantingsstelsel. Er staan acht organen aangegeven met een cijfer. Sleep de groene namen achter het juiste cijfer.
kleine schaamlip
vagina
clitoris
grote schaamlip
eileider
baarmoeder
urineblaas
eierstok
Slide 11 - Drag question
wat gebeurt er tijdens dag 1 t/m 5
A
ovulatie
B
innesteling
C
menstruatie
D
bevalling
Slide 12 - Quiz
Op welke dag begint het opbouwen van het slijmvlies?
A
dag 1
B
dag 6
C
dag 14
D
dag 18
Slide 13 - Quiz
Wanneer is een vrouw het meest vruchtbaar?
A
Vlak na de menstruatie
B
Vlak voor de menstruatie
C
Vlak na de eisprong
D
Vlak voor de eisprong
Slide 14 - Quiz
Waarvoor dient de opbouw van het baarmoederslijmvlies?
A
Om bevruchting mogelijk te maken
B
Om innesteling mogelijk te maken
C
Om menstruatie mogelijk te maken
Slide 15 - Quiz
In welke periode vindt menstruatie plaats?
A
In periode P
B
In periode Q
C
In periode R
D
In periode S
Slide 16 - Quiz
Het voortplantingsstelsel van de man
doelstelling:
Je moet de delen van het voortplantingsstelsel van een man kunnen noemen met hun functies en kenmerken.
Je moet de kenmerken van zaadcellen kunnen noemen.
Slide 17 - Slide
Programma
bs. 3: een man, uitleg
Maken opdrachten 1 t/m 8
Samenvatting opdracht 4 in je werkboek of schrift
timer
7:00
Slide 18 - Slide
Zoveel mannen, zoveel verschillende lijven en penissen.
Slide 19 - Slide
Het voortplantingsstelsel van de man
doelstelling:
Je moet de delen van het voortplantingsstelsel van een man kunnen noemen met hun functies en kenmerken.
Je moet de kenmerken van zaadcellen kunnen noemen.
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Het voortplantingsstelsel van de man
Een zaadcel bestaat uit:
Zweepstaart om zich voort te bewegen
Kop met genetisch materiaal voor het kind
Slide 24 - Slide
Het voortplantingsstelsel van de man
De weg die het zaad aflegt:
Geproduceerd in de teelbal (miljoenen per dag)
Tijdelijk opgeslagen in de bijbal
Wordt via de zaadleider naar de urinebuis gebracht
Een zaadcel leeft ongeveer 48 tot 72 uur
Slide 25 - Slide
sperma
zaadcellen worden tijdelijk opgeslagen in de bijballen
zaadcellen worden vervoerd door de zaadleiders
zaadblaasjes en de prostaat voegen vocht toe
vocht uit zaadblaasjes bevat voedingsstoffen voor de zaadcellen
vocht en zaad = sperma
Slide 26 - Slide
besnijden
• hygiënische reden
• godsdienstige reden
Slide 27 - Slide
maken 1 t/m 3 en 5 t/m 8
Opdracht 4 in werkboek of schrift
Leren bs. 1 en bs. 2
timer
7:00
Slide 28 - Slide
Vocht wordt aan zaadcellen toegevoegd door:
A
prostaat
B
urineblaas
C
zaadblaasje
D
prostaat en zaadblaasje
Slide 29 - Quiz
Een zaadcel is zo klein, het bevat geen DNA
A
juist
B
onjuist
Slide 30 - Quiz
Noem drie secundaire geslachtskenmerken die alleen bij mannen voorkomen