Donderdag 22 mei 2025

Donderdag 22 mei 2025
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Donderdag 22 mei 2025

Slide 1 - Slide

Programma
- Lezen
10 min
- Terugblik vorige les
10 min
- Huiswerk
10 min
- "Opmaak"
10 min
-Oefenen
30 min
-Afsluiting
10 min

Slide 2 - Slide

Lezen
Werken aan je fictiedossier!





Slide 3 - Slide

Terugblik vorige les
Verbaal
Non-verbaal
Communicatie

Slide 4 - Slide

Wat is het verschil tussen verbaal en non-verbaal? (communicatie)

Slide 5 - Open question

In een presentatie gebruik je non-verbale communicatie en verbale communicatie.

Wat betekent verbale communicatie?
A
Spreken
B
Spreken en luisteren
C
Met handen en voeten praten
D
Afbeeldingen gebruiken

Slide 6 - Quiz

Hoeveel % van de communicatie bestaat uit non-verbale communicatie?
A
34
B
55
C
63

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Wat is communicatie?
A
Communicatie is alleen maar praten
B
Communicatie is bedoeld of onbedoeld boodschappen doen voor iemand anders.
C
Communicatie is het overbrengen van informatie van de een naar de ander.
D
Communicatie is alles behalve informatie geven aan een ander.

Slide 9 - Quiz

Cultuur =
Cultuur is... 
A
De regels van een land
B
De regels van een volk
C
De gewoontes van een groep mensen
D
Geloof, gedragsregels, kledingmanieren

Slide 10 - Quiz

Emotie
A
Het vermogen om je dingen te herinneren, om te denken en om te begrijpen.
B
Het opnemen en verwerken van prikkels die op je afkomen.
C
De prikkel die ertoe beweegt om iets te doen of na te streven.
D
Een innerlijke beleving of gevoel.

Slide 11 - Quiz

Waarmee kun je fronsen?
A
Met je neusvleugeltjes
B
Met je linkerwijsvinger
C
Met je wenkbrauwen
D
Met je mondhoeken

Slide 12 - Quiz

Woordenschat. Sleep het woord naar de juiste betekenis
in kleine delen verdelen
afvoeren
voorwerpen herkennen door geluid uit te zenden
beschadigen
één van een soort
groep dieren van een bepaalde soort

aantasten
echolocatie
exemplaar
populaties
versnippering
lozen

Slide 13 - Drag question

Slide 14 - Link

Huiswerk
Hoofdstuk 5
Paragraaf 1 > bladzijde 88-91 > Opdracht 2 t/m 8

Slide 15 - Slide

Hoofdstuk 5
Paragraaf 2 > Opmaak

Slide 16 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Ik weet uit welke opmaakonderdelen een lay-out bestaat
  • Ik kan opmaakonderdelen herkennen en benoemen
  • Ik kan verschillen in opmaak verklaren en een bestaande opmaak beoordelen en verbeteren
  • Ik kan zelf een tekst opmaken zodat die er overzichtelijk en aantrekkelijk uitziet

Slide 17 - Slide

Stel: je gaat naar een feestje waar veel onbekenden komen.

Hoe zorg je met je uiterlijk voor een goede eerste indruk?

Slide 18 - Open question

Ook een schrijver van een tekst wil een goede eerste indruk achterlaten bij de lezer.
Wat maakt een tekst voor jou aantrekkelijk om te zien en te lezen?

Slide 19 - Open question

Bij welke teksten besteed je tijd en aandacht aan hoe je tekst eruitziet?
* boodschappenlijst * uitnodiging voor een feest
* werkstuk voor school * appje * brief aan de gemeente

Slide 20 - Open question

Leg uit waarom je bij de gekozen tekst bij de vorige vraag meer tijd een aandacht aan de vorm besteedt dan bij de andere.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Link

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig 
Wat?
Hoe?
Antwoorden in jouw schriftje schrijven
Hulp?
Docent
Tijd?
Tot 10 minuten voor eindtijd.
Uitkomst?
Je beheerst de gestelde leerdoelen.
Klaar?
Fictiedossier
Woordenschat woorden > bladzijde 95
Eigen leerdoelen
Hoofdstuk 5 > paragraaf 2 > opdracht 3 t/m 9 > bladzijde 92 t/m 95

Slide 23 - Slide

Huiswerk 
Vrijdag 23 mei

Hoofdstuk 5 > paragraaf 2 > opdracht 3 t/m 9 > bladzijde 92 t/m 95

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link