Persoonsvorm-onderwerp-voltooid deelwoord

Grammatica
Persoonsvorm-onderwerp-voltooid deelwoord
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica
Persoonsvorm-onderwerp-voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm
Het werkwoord wat hoort bij het onderwerp.

2-Proef: 
1. Maak de zin vragend: de persoonsvorm staat vooraan.
2. Zet de zin in een andere tijd: de persoonsvorm verandert.


Slide 2 - Slide

Eindelijk was deze voetballer dan toch nog miljonair geworden.
Wat is de persoonsvorm?
A
Eindelijk
B
was
C
miljonair
D
miljonair geworden

Slide 3 - Quiz

Heb jij dat wel eerst gevraagd?

Wat is de persoonsvorm?
A
Heb
B
gevraagd

Slide 4 - Quiz

Vluchten kan niet meer.

Wat is de persoonsvorm?
A
vluchten
B
kan
C
niet
D
meer

Slide 5 - Quiz

Onderwerp
Als je 'wie' of 'wat' voor de persoonsvorm zet, is het antwoord op de vraag het onderwerp.
Als je de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud verandert, verandert het onderwerp ook.
Als je de zin vragend maakt met de persoonsvorm vooraan, komt het onderwerp meteen achter de persoonsvorm.

Slide 6 - Slide

De leeuw brulde van woede.

Wat is het onderwerp?
A
de leeuw
B
brulde
C
van
D
woede

Slide 7 - Quiz

Rico en Nico gingen laat naar huis.

Wat is het onderwerp?
A
Rico
B
Nico
C
Rico en Nico
D
huis

Slide 8 - Quiz

Herhaling
Persoonsvorm: 2-proef
Onderwerp: wie/wat + pv = onderwerp

Slide 9 - Slide

De hond van de buren heeft uren liggen blaffen.
Wat is de persoonsvorm?
A
heeft
B
heeft uren
C
liggen blaffen
D
heeft liggen blaffen

Slide 10 - Quiz

Wat is juist?

A
Mijn zoon vind spelling niet moeilijk
B
Mijn dochter vind spelling leuk
C
Ik vind spelling makkelijk
D
Wat vindt jij van spelling?

Slide 11 - Quiz

Even een uitstapje....

Slide 12 - Slide

Wij (lunchen, vt) met Pinksteren in het zonnetje.
A
lunchten
B
lunchden
C
lunchtten
D
lunchdden

Slide 13 - Quiz

Gisteren (raden) wij het antwoord.
A
raden
B
raaden
C
raadden

Slide 14 - Quiz

De patiënt (antwoorden, vt) niet op het verzoek van de verpleegkundige.
A
antwoordde
B
antwoorden
C
antwoordden
D
antwoordt

Slide 15 - Quiz

Kevin zag ons meteen.

Wat is het onderwerp?
A
Kevin
B
ons

Slide 16 - Quiz

Het voltooid deelwoord



Slide 17 - Slide

Het vd geeft aan dat iets afgerond is, het is voorbij.
Ik heb lang gezwommen = ik zwem nu niet meer

Slide 18 - Slide

Je gebruikt de regel van het TaXiKoFSCHiP ook bij het vormen van een voltooid deelwoord van een zwak werkwoord:



1. Neem het hele werkwoord en haal daar -en vanaf.
2. Is de laatste letter van dit nieuwe woord een medeklinker uit het woord TaXiKoFSCHiP?
Ja > ge + stam + -t
Nee > ge + stam + -d
Hopen - en > hop. hop eindigt op een p. De p zit in TaXiKoFSCHiP, dus je schrijft -t:
Ik heb gehoopt.
Halen - en > hal. hal eindigt op een l. De l zit niet in TaXiKoFSCHiP, dus je schrijft -d:
Ik heb gehaald.


Slide 19 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord van
'proeven' ?
(zit de letter 'v' in 'x kofschip?)
A
geproefd
B
geproeft
C
geproeven

Slide 20 - Quiz

Geef het voltooid deelwoord van dweilen
A
gedweild
B
gedweilt

Slide 21 - Quiz

Aan de slag:

Studiemeter Grammatica 2F
Persoonsvorm / onderwerp / voltooid deelwoord
5 oefeningen

Slide 22 - Slide