2H - week 9 les 4 - hhln. pc

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bonjour tout le monde

Programme d'aujourd'hui:

- Réviser le passé composé

Les buts

 Aan het eind van deze les kan ik: 

- Werkwoorden op -er en -ir vervoegen in de passé composé met de hulpwerkwoorden 'avoir' en 'être'

- Een verhaaltje schrijven over de vakantie in de passé composé

Au travail!

Groupe 1: Emma, Juul, Ties, Bente, Jesse, Jamie, Ann, Sophie, Tjeu, Melissa, Max, Sem Mikesz en Lieve

Groupe 2: Rens, Sem Cnoops, Zoey, Bo, Teun, Thomas, Olivier, Daniël, Flip, Luuk, Milan, Roos, Jaydi, Vincent en Tuur

Au travail!

Groupe 1: Berit, Fabian, Jur, Li, Levi, Chloé Frishert, Julia, Mirthe, Kas, Sofie, Len, Amy en Bob

Groupe 2: Bram, Danzja, Lynn, Sam, Jim, Marike, Esmée, Guus, Fawzi, Mozemil, Job, Gaby, Chloé Smal, Pien, Jesse en Ise

Au travail!

Groupe 1: Vous allez faire l'exercice 15 dans votre livre d'exercices (p. 16). Vous allez raconter une histoire sur Laura dans le passé composé. Racontez ce qu'elle a fait pendant ses vacances en utilisant environ 50 mots. 

Tip: markeer eerst de werkwoorden zodat je weet wat je moet vervoegen! Bedenk vervolgens of je être of avoir moet gebruiken. Voor hulp; raadpleeg je tekstboek (p. 64)

Au travail!

Groupe 2: Je vous demande de prendre votre portable et de remplir le code que vous voyez au tableau.

Ouvre votre livre de texte à la page 64.

Le passé composé

De passé composé bestaat altijd uit twee delen: 1) een hulpwerkwoord (avoir of être / hebben of zijn) en een 2) voltooid deelwoord. Net als in het Nederlands.

Ik heb gegeten        -      J'ai mangé

Wij zijn naar school gegaan    -    Nous sommes allés au collège

Quelle est la phrase correcte?

1. Nous loué un appartement
2. Nous avons loué un appartement

Quelle est la phrase correcte?

1. Tu aimé faire du skie?
2. Tu as aimé faire du skie?

Vergeet het hulp ww. dus niet!

Le passé composé avec 'être'

Le passé composé avec 'être'

Let op: als je 'être' gebruikt als hulpwerkwoord, komt er soms een extra e en/of s achter het voltooid deelwoord. Dat ligt in aan onderwerp.

Quelle est la phrase correcte?

1. Ils sont partis en vacances
2. Ils sont parti en vacances
3. Ils sont parties en vacances

Quelle est la phrase correcte?

1. Fleur est tombé
2. Fleur est tombés
3. Fleur est tombée

Quelle est la phrase correcte?

1. Les filles sont restés à la maison
2. Les filles sont restées à la maison
3. Les filles sont restée à la maison

Quelle est la phrase correcte?
Sarah dit (zegt):

1. Je suis né le 12 mai
2. Je suis née le 12 mai
3. Je suis nées le 12 mai

Onregelmatige vormen

De werkwoorden 'être', 'avoir', 'faire' en 'prendre' hebben een onregelmatig voltooid deelwoord. 

Onregelmatige vormen

De werkwoorden 'être' (zijn), 'avoir' (avoir), 'faire' (doen/maken) en 'prendre' (nemen) hebben een onregelmatig voltooid deelwoord. 

être: été                               -  J'ai été en France  (ik ben in FR geweest)

avoir: eu                              -   Tu as eu de la chance (jij hebt geluk gehad)

faire: fait                             -    Il a fait ses devoirs (hij heeft zijn huiswerk gemaakt)

prendre: pris                    -    Ils ont pris le bus (zij hebben de bus genomen)

Het hulpwerkwoord is bij alle vier: avoir

Vervoeg in de passé composé:
Il (être) ... en Italie

Vervoeg in de passé composé:
Nous (faire) ... une peinture

être of avoir?

- Als je in het Nederlands 'hebben' gebruikt, gebruik je in het Frans 'avoir'.

- Als je in het Nederlands 'zijn' gebruikt, gebruik je in het Frans 'être'.

- Zoek dus waar nodig eerst de vertaling op van het te vervoegen werkwoord.

Uitzondering: Ik ben geweest >> J'ai été

                              Ik ben begonnen >> J'ai commencé

Pour finir

Welke zinnen heb je kunnen maken in opdracht 15? 

Les buts

 Aan het eind van deze les kan ik: 

- Werkwoorden op -er en -ir vervoegen in de passé composé met de hulpwerkwoorden 'avoir' en 'être'

- Een verhaaltje schrijven over de vakantie in de passé composé

Heb je vandaag (een van) de leerdoelen bereikt?

😒🙁😐🙂😃