COM Module 7 H1

COM periode 4
Module 7, hoofdstuk 1

2 lessen
1 / 48
next
Slide 1: Slide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

COM periode 4
Module 7, hoofdstuk 1

2 lessen

Slide 1 - Slide

Les 1

Slide 2 - Slide

Lesinhoud
Terugblik module 6
Instructie module 7, H1 - deel 1
Zelfstandig werken

Slide 3 - Slide

Planning COM
Dinsdag 27 mei: Module 7, H1, deel 1
Vrijdag 31 mei: Module 7, H1, deel 2
Dinsdag 4 juni: Module 7, H2 deel 1
Vrijdag 7 juni: valt uit
Dinsdag 11 juni: kans dat deze vervalt ivm CGI's
Vrijdag 14 juni: Module 7, H2 deel 2
Dinsdag 18 juni: herhalingsles + oefentoets
Vrijdag 21 juni: extra les presentaties SLB
Dinsdag 25 juni: toets

Slide 4 - Slide

Wat betekent het als je te weinig oog hebt voor gelijkwaardigheid?

Slide 5 - Open question

Wat kan een gevolg zijn als jij als persoonlijk begeleider teveel verantwoordelijkheid neemt?

Slide 6 - Open question

Waarom is het belangrijk om te letten op non-verbaal gedrag van groepsleden?

Slide 7 - Open question

Leerdoelen module 7; H1
  • Je kunt uitleggen welke verschillende soorten crises voorkomen in de maatschappelijke zorg en wat hiervan de mogelijke oorzaken zijn.
  • Je kunt uitleggen hoe je een dreigende crisissituatie herkent en deze kunt voorkomen.
  • Je kunt toelichten wat mogelijke reacties van cliënten kunnen zijn op een crisissituatie.
  • Je kunt uitleggen hoe je handelt in onvoorziene of crisissituaties.
  • Je kunt uitleggen hoe een trauma kan ontstaan bij een cliënt en hoe je dit herkent.
  • Je kunt toelichten hoe je een cliënt met een trauma kunt begeleiden.





Slide 8 - Slide

Noem een voorbeeld van een crisis die je heb meegemaakt of kunt tegenkomen in de MZ

Slide 9 - Open question

Noem een voorbeeld van een persoonlijke crisis

Slide 10 - Open question

Wat zou het verschil zijn tussen een onvoorziene situatie en een crisissituatie?

Slide 11 - Open question

Persoonlijke crisissituaties
Persoonlijke crisis: een ernstige verstoring van iemands dagelijks leven als gevolg van een emotioneel diep ingrijpende gebeurtenis. 

Denk aan:
  • overlijden van een dierbare;
  • ernstig ziek worden of lichamelijk beperkt raken;
  • slachtoffer worden van een geweldsmisdrijf;
  • slachtoffer worden van een ernstig ongeval.



Slide 12 - Slide

Noem een voorbeeld van een organisatiecrisis

Slide 13 - Open question

Organisatiecrisis
Organisatiecrisis: een plotselinge en onverwachte of onvermijdelijke noodsituatie die gevaar oplevert voor de medewerkers en/of zorgvragers van de organisatie of het voortbestaan van de organisatie. 

Denk aan:
  • falende ICT: langdurige uitval van het computernetwerk of een hack van het computernetwerk, waardoor persoonlijke gegevens van cliënten in de verkeerde handen vallen;
  • brand in een gebouw waar cliënten en medewerkers verblijven;
  • langdurig personeelstekort, waardoor de uitvoering van hulp in gevaar komt;
  • financiële tekorten, waardoor de organisatie failliet dreigt te gaan;
  • geweldsmisdrijf veroorzaakt door een cliënt, bezoeker of medewerker.



Slide 14 - Slide

Noem een voorbeeld van een maatschappelijke crisis

Slide 15 - Open question

Maatschappelijke crisis
Maatschappelijke crisis: een plotselinge en onverwachte of onvermijdelijke noodsituatie, waarin de samenleving dusdanig ontwricht raakt dat vitale processen en voorzieningen uitvallen.

Denk aan:
  • aardbeving of overstroming;
  • cyberaanval die het volledige financiële verkeer platlegt;
  • pandemie die vele aspecten van een samenleving stillegt;
  • economische crisis waardoor mensen hun baan kwijtraken, bedrijven geen krediet krijgen, de overheid drastisch bezuinigt en voorzieningen uitvallen. Doordat mensen niet rond kunnen komen, leidt een langdurige economische crisis tot een toename van criminaliteit, zwartwerken, belastingontduiking en corruptie. Factoren die de oplossing van de crisis niet ten goede komen.

Slide 16 - Slide

Signaleren en voorkomen
Je wil als persoonlijk begeleider een crisissituatie zoveel mogelijk voorkomen, hoe doe je dit?

  1. Signaleren van een dreigende crisis: let op signalen van spanning of gevaar
  2. Voorbereiden op een mogelijke crisissituatie: oefeningen, protocollen
  3. Voorkomen van herhaling van crisissituaties: evalueren van gebeurtenissen

Slide 17 - Slide

Hoe zouden mensen (cliënten en/of collega's) in een crisissituatie kunnen reageren?

Slide 18 - Open question

Reacties van cliënten
Overlevingsreactie = eerste reactie op een crisissituatie, ingegeven door hevige angst en/of stress.

  1. Vluchten: je probeert weg te komen van de situatie.
  2. Vechten: je verzet je of gaat letterlijk het gevecht aan.
  3. Verlamming of bevriezing: je kunt niet tot actie komen, je denken is verlamd, sommigen kunnen zelfs letterlijk niet bewegen, vluchten of vechten is niet mogelijk.
  4. Meebewegen: je verzet je niet, maar beweegt mee om de situatie zo snel mogelijk voorbij te laten gaan.

Na de eerste overlevingsreactie volgt een verwerkingsreactie. Deze is voor iedere persoon anders. Dit kunnen verschillende emoties zijn zoals woede, verdriet, angst, wanhoop, schuldgevoel, depressieve gevoelens maar ook verwardheid. 

Slide 19 - Slide

Welke verdedigingsmechanismen ken je? En waarom zouden mensen deze gebruiken?

Slide 20 - Open question

Verdedigingsmechanismes
  1.  Ontkenning: volledig ontkennen van de gehele situatie, het is niet gebeurd of het is niet waar
  2.  Verdringing: lichte vorm van ontkenning, feiten zijn bekend, maar worden geprobeerd weg te drukken
  3.  Vluchtgedrag: wegvluchten in dagdromen, fantasieën, alcohol, drugs of een andere verslaving
  4.  Regressie: terugvallen in gedrag dat passend is bij een eerdere ontwikkelingsfase, meestal de kindertijd
  5.  Rationalisatie: met verstandelijke argumenten reageren zodat gevoel op afstand blijft.
  6.  Projectie: eigenschappen of gevoelens worden afgeschoven op de ander, schuld ligt bij een ander.
  7.  Reactievorming: overschreeuwen van het echte gevoel met tegengesteld gevoel, bijvoorbeeld grootheidswaanzin.
  8.  Compenseren: iets leuks tegenover de crisissituatie zetten, denk bijvoorbeeld aan overmatig eten of overmatig sporten.



Slide 21 - Slide

Huiswerkopdracht Teams
1. Welke persoonlijke crisis/onverwachtse situatie heb jij mee gemaakt?
2. Wat gebeurde er?
3. Wat dacht je en wat voelde je?
4. Hoe reageerde jij? Drong meteen tot je door wat er aan de hand was of niet?
5. Welke emoties had je op het moment zelf?
6. Hoe groot was de schok?
7. Wat vond je het moeilijkst aan deze ervaring?
8. Hoe verliep de verwerking? Aan wie of aan wat had je steun? En wie of wat steunde je niet?

Slide 22 - Slide

Zelfstandig werken
1. Digitale leeromgeving: licentie 'communicatie en ondersteunen'
    Module 7 - Hoofdstuk 1
    Opdracht 1 t/m 4 + 6 + 9 t/m 11

2. Huiswerkopdracht Teams





Slide 23 - Slide

Les 2

Slide 24 - Slide

Lesinhoud
Terugblik module 7, hoofdstuk 1 deel 1
Instructie module 7, hoofdstuk 1 deel 2
Zelfstandig werken


Slide 25 - Slide

Planning COM
Vrijdag 31 mei: Module 7, H1, deel 2
Dinsdag 4 juni: Module 7, H2 deel 1
Vrijdag 7 juni: valt uit
Dinsdag 11 juni: valt uit
Vrijdag 14 juni: Module 7, H2 deel 2
Dinsdag 18 juni: herhalingsles + extra les presentaties SLB
Vrijdag 21 juni: oefentoets + laatste vragen stellen

Dinsdag 25 juni: toets

Slide 26 - Slide

Noem een voorbeeld van een persoonlijke crisis

Slide 27 - Open question

Leg uit wat het verschil is tussen een organisatiecrisis en een maatschappelijke crisis

Slide 28 - Open question

Een brandprotocol binnen je instelling neem je door als begeleider om een crisis te voorkomen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

Noem twee van de vier overlevingsreacties en leg ze uit

Slide 30 - Open question

Cliënt Dex drinkt na de brand in zijn huis ineens erg veel alcohol, hij geeft aan dat hij dan beter kan slapen en niet zo bang is.

Welk verdedigingsmechanisme hoort hierbij?
A
Vluchtgedrag
B
Rationalisatie
C
Regressie
D
Ontkenning

Slide 31 - Quiz

Cliënt Niels is gevallen en heeft daarbij zijn heup gebroken en moest in de ambulance mee naar het ziekenhuis. Jij gaat mee en onderweg wil hij alleen maar praten over andere zaken, zoals de plannen die jij in het weekend hebt.

Welk verdedigingsmechanisme hoort hierbij?
A
Ontkenning
B
Verdringing
C
Vluchtgedrag
D
Rationalisatie

Slide 32 - Quiz

Cliënt Charissa is overmatig begonnen te sporten nadat haar vriend haar heeft verlaten voor een andere vrouw.

Welk verdedigingsmechanisme hoort hierbij?
A
Ontkenning
B
Vluchtgedrag
C
Projectie
D
Compenseren

Slide 33 - Quiz

Welke reacties kan je bij cliënten verwachten die een crisissituatie meemaken?

Slide 34 - Open question

Mogelijke reacties na een crisis
Stress: Stress is een gezonde reactie van het lichaam. Het maakt je alert en zorgt voor een goede concentratie. Bij te veel spanning of druk kan stress ongezonde vormen aannemen.

Angst: De lichtste vorm van angst is nervositeit, zoals voor het afleggen van een examen. De ergste vorm van angst is paniek. De cliënt voelt zich dan radeloos en kan niet helder denken.
               Verschil tussen reële en niet-reële angst

Verwardheid: Je merkt dit aan het doen en laten van de cliënt. Hij raakt bijvoorbeeld de draad van zijn verhaal kwijt, vergeet dingen of is chaotisch in zijn handelen. De verwardheid kan zover gaan dat de cliënt gaat hallucineren. 

Onredelijke boosheid: vanuit gevoel van falen, bedreiging of controle kwijtraken kan er boosheid of agressie ontstaan wat de cliënt kan afreageren op zichzelf, een ander of de omgeving.
               Boze of agressie cliënten eerst laten kalmeren en daarna aanspreken met de ik-boodschap

Slide 35 - Slide

Omgaan met verdedigingsmechanismes
Als een cliënt gebruikmaakt van een verdedigingsmechanisme, doet hij dat om zichzelf af te sluiten van de ergste bedreiging. Het is de enige manier waarop de cliënt zich op dat moment staande kan houden. 

Het is belangrijk dat je als (persoonlijk) begeleider het tempo van de cliënt volgt en niet forceert. Als je te snel gaat, kan het resultaat zijn dat de cliënt opnieuw in crisis komt.

Als verdedigingsmechanismen afbrokkelen, is er vaak een lange periode waarin de cliënt tegenstrijdig reageert. Je kunt als (persoonlijk) begeleider het best deze tegenstrijdigheid accepteren, zonder mee te gaan in het verdedigingsmechanisme, want daarmee zou je het mechanisme versterken

Slide 36 - Slide

Wat is belangrijk in de communicatie tijdens of na een crisissituatie?

Slide 37 - Open question

Communiceren in een crisissituatie
  • Maak, indien mogelijk, oogcontact met de cliënt voordat je instructies geeft.
  • Geef korte, krachtige en duidelijke instructies, waarbij je eenvoudige woorden gebruikt.
  • Communiceer en geef instructies die mogelijk zijn, bijvoorbeeld: 'Verlaat het gebouw door de voordeur', in plaats van te vertellen welke deuren allemaal afgesloten zijn.
  • Geef informatie over het incident, ook als je niet over alle informatie beschikt. Geef bijvoorbeeld aan dat er brand in het gebouw is, ook als je niet weet waar de brand precies is.
  • Wees voorzichtig met informatie als je verwacht dat er paniek uit kan breken. Zeg dan bijvoorbeeld niet dat de brand in de naastgelegen ruimte is, maar houd het algemener: 'Er is brand in het gebouw.'

Slide 38 - Slide

Begeleiden van het verwerkingsproces
Direct na de crisissituatie: 
     Neem de cliënt en zijn emoties serieus

Verwerken van de crisissituatie: 
    Geef de cliënt de tijd om de emoties en de situatie te verwerken
    Praat met de cliënt over de gevoelens die hij heeft (boosheid, verdriet, schuldgevoel)
    Schakel psychologische hulp in als je denkt dat dat nodig is voor de cliënt

Na het accepteren van de crisissituatie:
     Steun de cliënt in het proces
    


Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Cliënten met een trauma
Psychotrauma = Een psychische verwonding als gevolg van een heftige, ingrijpende gebeurtenis in iemands leven.

Een psychotrauma heeft drie kenmerken: 
  1. Veelvuldige herbeleving. De cliënt heeft last van nachtmerries over de nare gebeurtenis of beleeft overdag opnieuw de emoties die hij tijdens de crisis had. Herbelevingen maken de meeste cliënten angstig. Ze zijn bijvoorbeeld bang om te gaan slapen.
  2. Vermijdingsreacties. De cliënt die aan een trauma lijdt, vermijdt het liefst de prikkels die bij het trauma horen. De cliënt probeert gedachten of gesprekken die met het trauma te maken hebben te vermijden. Ook de plaats of personen die hem aan het trauma herinneren, vermijdt de cliënt.
  3. Verhoogde waakzaamheid. De eerste tijd na de nare gebeurtenis zijn de hersenen alert. De cliënt is eigenlijk continu bang dat het weer gebeurt, is erg alert, schrikt bij het minste of geringste en heeft moeite zich te ontspannen. De cliënt kan moeite hebben met inslapen of doorslapen en is erg prikkelbaar. Bij een psychotrauma blijven deze reacties bestaan.

Slide 41 - Slide

Wat zou een factor kunnen zijn die bepaald of er wel/niet een psychotrauma ontstaat?

Slide 42 - Open question

Cliënten met een trauma
Het is van tevoren nooit te zeggen of een ingrijpende gebeurtenis bij iemand uitgroeit tot een psychotrauma. Dit hangt af van de volgende factoren:

  • Persoonlijkheid
  • Balans tussen draagkracht en draaglast
  • Aan- of afwezigheid van sociale steun
  • Persoonlijke levensgeschiedenis en eerder opgelopen trauma's



Slide 43 - Slide

Cliënten met een trauma
Gedrag wat voortkomt uit een psychotrauma:
  • moeite met concentreren;
  • emotieloos, alles gebeurt op de automatische piloot;
  • ongeduldig;
  • gefrustreerd;
  • snel boos worden, tot woedeaanvallen toe;
  • voortdurend gespannen, opgefokt of gestrest;
  • schrikreacties, bijvoorbeeld bij aanraking;
  • overgevoelig voor licht en/of geluid;
  • overdreven reacties op onverwachte situaties en gebeurtenissen;
  • somberheid, huilbuien;
  • bewust opzoeken van risico's en zelfbeschadiging;
  • snel overspoeld, niet in staat emoties in de hand te houden.

Slide 44 - Slide

Cliënten met een trauma
Cliënten die vanuit een trauma handelen, zijn soms niet voor rede vatbaar. Je kunt als (persoonlijk) begeleider daardoor in lastige situaties terechtkomen. Je belangrijkste taak is om kalm te blijven en de veiligheid van de cliënt, eventuele andere cliënten en jezelf te bewaken.

Algemene adviezen bij het begeleiden van cliënten met een trauma: 
  • voorkom dat de cliënt zichzelf, een ander of jou verwondt;
  • probeer de cliënt in het hier en nu te krijgen, bijvoorbeeld door hem alle elektrische apparaten in de ruimte te laten benoemen;
  • laat de emoties komen en zorg daarna voor afleiding;
  • toon begrip en luister actief als de cliënt na de herbeleving zijn gevoelens wil uiten.


Slide 45 - Slide

Wat zou een traumatrigger zijn?

Slide 46 - Open question

Cliënten met een trauma
Traumatrigger: Psychologische prikkel die iemand herinnert aan zijn traumatische ervaring.

Traumatriggers zijn vaak sensorisch, dat betekent dat ze waargenomen worden met de zintuigen. Hierbij kun je denken aan een bepaalde geur, een bepaald geluid, beeld of hoe een bepaald materiaal aanvoelt.

Slide 47 - Slide

Zelfstandig werken
1. Digitale leeromgeving: licentie 'communicatie en ondersteunen'
    Module 7 - Hoofdstuk 1
    Alle opdrachten

2. Begrijp je de theorie? - H1





Slide 48 - Slide