VWO2 - herh. 3.1-3.3, UL 3.4 + 3.7

planning
  • samen nakijken grafiek-teken-opdracht 3.2
  • huiswerkcontrole 3.3
  • leerdoelen + uitleg 3.4 EN 3.7
  • huiswerk opgeven + maken
1 / 52
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 9 videos.

Items in this lesson

planning
  • samen nakijken grafiek-teken-opdracht 3.2
  • huiswerkcontrole 3.3
  • leerdoelen + uitleg 3.4 EN 3.7
  • huiswerk opgeven + maken

Slide 1 - Slide

Vraag nog van gisteren;
Hoe lang duurt het voor je bloed helemaal door je lichaam terug is bij je hart?

  • Een volwassen mens heeft 5 tot 6 liter bloed in zijn lichaam. 
  • Per minuut wordt er ongeveer 4 à 5 liter bloed rondgepompt    .....dus....;
  • In rust circuleert het bloed in ongeveer 1 minuut door ons lichaam.
  • Bij zware inspanning duurt dit 20 seconden. 

Slide 2 - Slide

Open je boek op blz. 203
11
  • a. In welke bloedvaten is de stroomsnelheid van het bloed het laagst? Leg uit waarom dat gunstig is.
  • = In de haarvaten. Hierdoor is een goede uitwisseling van stoffen mogelijk.
  • b. Waardoor neemt de stroomsnelheid eerst af en daarna weer toe?
  • = De slagaders vertakken zich in de organen in heel veel haarvaten.  Hierdoor neemt de stroomsnelheid van het bloed af in de haarvaten. De haarvaten komen daarna weer samen in de aders. De stroomsnelheid neemt daardoor toe.  
  • Dit is is een natuurkundig fenomeen; de continuïteitsvergelijking;
  • Als totale doorsnede  van de buis/buizen toeneemt, neemt de druk & snelheid af. 
  • Als de totale doorsnede van de buis/buizen afneemt, neemt de druk & snelheid toe. 

Slide 3 - Slide

  • De bloeddruk op de wand van slagaders is hoog. 
  • Als het hart bloed in de slagaders perst, zetten de slagaders uit. 
  • Daarna veren ze weer terug. 
  • Hierdoor is de hartslag voelbaar in de slagaders. 
  • In de haarvaten neemt de bloeddruk sterk af. 
  • Er is geen hartslag meer voelbaar. 
  • De bloeddruk in de aders neemt nog verder af. 
  • De aderkleppen laten het bloed in 1 richting door. 
11.c.

Slide 4 - Slide

Thema 3 Bloedsomloop
Enkele herhalingsvragen 3.1 t/m 3.3
log nu in op deze lessonup !
timer
1:00

Slide 5 - Slide

Welk onderdeel van het bloed heeft een celkern?
A
Witte bloedcellen
B
Bloedplasma
C
Rode bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 6 - Quiz

Kenmerken van drie  vaste bloeddelen;
(leer deze tabel!)
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Vorm
ronde platte schijfjes
kunnen van vorm veranderen
verschillend
Celkern
nee
ja 
nee (zijn kapotte cellen)
Aantal per ml bloed
5.000.000
7.000
300.000
Functie
transport O2 en beetje CO2
antistoffen maken en bacteriën bestrijden
zorgt voor de bloedstolling 

Slide 7 - Slide

De kleine bloedsomloop start met zuurstofarm bloed.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

In welk soort bloedvaten stroomt het bloed van het hart af?


A
Slagaders
B
Haarvaten
C
Aders

Slide 9 - Quiz

Kenmerken  verschillende bloedvaten;
(leer deze tabel!)
Slagaders
Aders
Haarvaten
Richting
van hart af
naar hart toe
in organen
Bloeddruk
hoog
laag
middelmatig
Wand
dik, elastisch, stevig
dunne wand
één cellaag dik
Hartslag
'Slag' merkbaar (pols)
'Slag' niet merkbaar
'Slag' niet merkbaar
Plaats
meestal diep in lichaam
meestal ondiep
in het hele lichaam
Kleppen
alleen 1/2maanvormige kleppen
overal kleppen; verhinderen terugstromen bloed
geen kleppen

Slide 10 - Slide

Dubbele bloedsomloop
Alle zoogdieren hebben een dubbele bloedsomloop:
(1) Kleine bloedsomloop: hart > longen> hart
     functies: - zuurstof bij de longen ophalen
                      - koolstofdioxide afgeven
  
(2) Grote bloedsomloop: hart > lichaam > hart
      functies: - zuurstof naar alle organen brengen
                        - koolstofdioxide ophalen

Slide 11 - Slide

Welk deel van het hart bevat zuurstofrijk bloed?

A
Rechter helft
B
Linker helft

Slide 12 - Quiz

Leer dus welke harthelft rijk zijn aan zuurstof en welke aan CO2.

Slide 13 - Slide

Langs welke delen stroomt het bloed als het van de boezems naar de kamers gaat?
A
hartkleppen
B
halve maanvormige kleppen

Slide 14 - Quiz

Werking van de hartkleppen
Hartkleppen:
Bloed kan alleen van de boezems, naar de kamers. 
Halvemaanvormige kleppen:
Bloed kan alleen de slagader in, en niet terug de kamer in.
Deze afbeelding van de halvemaanvormige kleppen is gezien vanuit het hart. Je kijkt dus tegen de bolle kant aan. 

Slide 15 - Slide

Wat is de volgorde van de hartfasen?


A
Samentrekken kamers – samentrekken boezems – hartpauze
B
Hartpauze -Samentrekken kamers – samentrekken boezems
C
Samentrekken boezems – samentrekken kamers – hartpauze

Slide 16 - Quiz

De 3 fasen van een hartslag

Slide 17 - Slide

Via welke bloedvaten krijgt de hartspier zelf zuurstof?



A
Aorta
B
Kransaders
C
Holle ader
D
Kransslagaders

Slide 18 - Quiz

Via welke bloedvat is een kransslagader een aftakking?


A
Aorta
B
Kransaders
C
Holle ader
D
Hartslagader

Slide 19 - Quiz

chromebook dicht en uitleg:
 
leerdoelen:
3.4 uitscheiding;
  •  Ik kan de delen van de nieren en urinewegen noemen met         hun kenmerken en functies. 
3.7 weefselvloeistof en lymfe;
  •  Ik kan de kenmerken en functies van weefselvloeistof en           lymfe noemen. 

Slide 20 - Slide

3.4 De nieren en urinewegen
  • Nieren hebben als functie: 
  • afvalstoffen uit bloed halen
  • Dat zijn; overtollig water, overtollige zouten en allerlei schadelijke stoffen.

  • Urineleiders: afvoer urine naar
  •  Urineblaas: tijdelijke opslag urine
  • Urinebuis : afvoer urine naar buiten

Slide 21 - Slide

De nieren en urinewegen
Ligging nieren: 
buikholte vlak onder middenrif

Nierslagaders: 
aanvoer zuurstof EN 
bevat ook afvalstoffen van veel organen

Nieraders: 
afvoer gezuiverd bloed EN
zuurstof is door nieren gebruikt

Slide 22 - Slide

lengtedoorsnede nier;
De nierschors en niermerg verwijderen de stoffen.

In de nierbekken wordt de urine verzameld. 

Via de urineleider gaat het verder naar de urineblaas, waar het tijdelijk wordt opgeslagen. 

Het wordt via de urinebuis afgevoerd.

Slide 23 - Slide

Ligging van de urineblaas 
bij de man en de vrouw. 
1 = Hoe ontstaan een blaasontsteking?
2 = Welke weg moeten nierstenen afleggen?

Slide 24 - Slide

3.7 weefselvloeistof en lymfe

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

cellen van een orgaan met een haarvat en een lymfevat


(bloedplasma in bloedvat-> weefselvloeistof tussen cellen organen -> lymfe in de lymfevaten)

Slide 28 - Slide

  • Vocht uit haarvaten geperst = weefselvloeistof.

  • Bevat zuurstof en voedingsstoffen, geeft af aan cellen.
  • Neemt koolstofdioxide en andere afvalstoffen op

  • Terug opgenomen in haarvaten
  • Rest via lymfevaten ( WV heet nu lymfe) terug naar 
  • Door bloeddruk wordt vocht uit haarvaten geperst, dan heet het weefselvloeistof.

  • Functie: = Transport;
  • Bevat zuurstof en voedingsstoffen, wat deels wordt afgegeven aan de cellen.
  • Neemt ook CO2 en andere afvalstoffen van cellen op.
  • Bevat ook witte bloedcellen.

  • Deze vloeistof heet lymfe in lymfevaten het lymfevatenstelsel.

  • Een deel van deze weefselvloeistof wordt terug opgenomen in haarvaten.

  • Alle overige lymfe komt terug in  2 grote lymfevaten (rechterlymfestam+borstbuis).
  • Deze monden uit in aders. Via deze aders komt de lymfe in de bovenste holle ader terecht, het bloedvatenstelsel in.

  •  Lymfeknopen (lymfeklieren): zuiveren lymfe van onder andere ziekteverwekkers.

Slide 29 - Slide

Lymfevat in detail: 
Lymfevatenstelsel

Slide 30 - Slide

Ga nu ONLINE aan de slag met:
van thema 3;
  • van extra stof 3.7 - opdracht 1 t/m 5 
  • van basisstof 3.4 - opdracht 1 + 2 + 3 + 5 + 6 + 7,

Wat niet af is, wordt automatisch huiswerk voor de volgende les. 

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

De juiste volgorde van het uitscheidingsstelsel is...
A
Nieren - Blaas - Urineleider
B
Nieren - Urineleider - Blaas
C
Urineleider - Nieren - Blaas
D
Urineleider - Blaas - Nieren

Slide 33 - Quiz


Waar wordt de urine in de nieren tijdelijk opgeslagen?

A
Niermerg
B
Nierbekken
C
Urineleiders
D
Urineblaas

Slide 34 - Quiz

Via welke delen bereiken bacteriën van buitenaf de nieren achtereenvolgens?
A
Urineleider – urineblaas – urinebuis – nieren
B
Urinebuis – urineblaas – urineleider – nieren
C
Urinebuis – urineleider – urineblaas– nieren
D
Urineleider – urinebuis – urineleblaas – nieren

Slide 35 - Quiz

Antigenen
  • Infectie: binnendringen van ziekteverwekkers (bacteriën, virussen, schimmels)
  • Lichaamsvreemde stoffen: antigenen
  • Immuunsysteem gaat aan de slag
  • Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk door insluiten 

Slide 36 - Slide

Antistoffen
  • Antistoffen: stoffen die gemaakt worden door witte bloedcellen
  • Antistoffen zitten opgelost in het bloed
  • Antistoffen reageren op de antigenen
  • Antistoffen werken specifiek: ze werken maar op één antigeen
  • Ziekteverwekkers worden in-actief gemaakt

Slide 37 - Slide

Immuniteit
Immuun:
  • Na een infectie blijft de antistof in bloed aanwezig
  • Je wordt niet ziek van de ziekteverwekker
Hoe kun je immuniteit opbouwen?
  • Natuurlijke immuniteit
  • Kunstmatige immuniteit

Slide 38 - Slide

Wat gebeurt er bij een tweede infectie met dezelfde ziekteverwekker?
A
Je wordt ziek en het lichaam maakt antistoffen
B
Je wordt een beetje ziek
C
Er komen sneller en meer antistoffen in het lichaam

Slide 39 - Quiz

Wat zit er in een vaccin?


A
Dode of verzwakte ziekteverwekkers.
B
Virus
C
Antistoffen
D
Bacterie

Slide 40 - Quiz

Slagaderverkalking
Beschadiging slagader: ophoping witte bloedcellen en vette stoffen in wand bloedvat --> verdikking --> wordt hard door kalk = aderverkalking
  • Bloedvat wordt nauwer en stijver
  • Bloeddruk wordt hoger
  • Hart moet meer kracht leveren om bloed rond te pompen.
  • Weefsels krijgen minder bloed--> minder zuurstof

Slide 41 - Slide

Hartinfarct
  • Afsluiting van kransslagader door een bloedstolsel
  • Een deel van het hart krijgt geen zuurstof meer--> raakt beschadigt

Slide 42 - Slide


De bloeddruk wordt gemeten in een
A
Armader
B
Armslagader

Slide 43 - Quiz

Alchohol wordt afgebroken in
A
Bloed
B
Nieren
C
Darmen
D
Lever

Slide 44 - Quiz

Succes met leren voor het proefwerk!!!

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video

Slide 48 - Video

Slide 49 - Video

Slide 50 - Video

Slide 51 - Video

Slide 52 - Video