This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 180 min
Items in this lesson
KNM Thema 8
REGERING & WET
Slide 1 - Slide
De verkiezingen
Straks weet je:
Wat een democratie is.
Wat kiesrecht betekent en kun je vertellen welke verkiezingen er zijn in Nederland en hoe vaak deze verkiezingen plaatsvinden. Ook weet je wie er mag kiezen en wat je kunt kiezen.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Democratie = het volk heeft de macht
Slide 4 - Slide
de nationaliteit -het kiesrecht - stemmen - de verkiezingen
Slide 5 - Slide
de politieke partij
Slide 6 - Slide
de democratie Bij een democratie kiest het volk de leiders.
Nederland is een democratie sinds 1848.
het kiesrecht
Als je kiesrecht hebt, mag je stemmen en mogen andere mensen op jou stemmen.
Ik heb kiesrecht. Daarom stem ik bij elke verkiezing.
De macht
Je kunt zeggen wat anderen moeten doen.
De koning had vroeger veel macht in Nederland.
Slide 7 - Slide
de nationaliteit het land en het volk waar je officieel bij hoort
Sofie komt uit België. Ze heeft de Belgische nationaliteit.
de politieke partij
een groep mensen met dezelfde politieke ideeën
In Nederland zijn er heel veel grote en kleine politieke partijen.
regeren een land leiden
De koning en de ministers regeren Nederland.
Slide 8 - Slide
Maak de zin af. Nederland is een ...
A
verkiezingen
B
democratie
C
leiders
Slide 9 - Quiz
Maak de zin af. Elke vier jaar zijn er ...
A
verkiezingen
B
democratie
C
leiders
Slide 10 - Quiz
Maak de zin af. De mensen stemmen voor nieuwe ...
A
verkiezingen
B
democratie
C
leiders
Slide 11 - Quiz
Wat betekent kiesrecht?
A
Je mag 2 keer per jaar naar de tandarts.
B
Je mag zelf weten op wie je stemt
C
Je mag stemmen en anderen mogen op jou stemmen
Slide 12 - Quiz
Wie mag er stemmen?
A
Iedereen die in Nederland woont en 18 is.
B
Iedereen die de Nederlandse nationaliteit heeft en ouder is dan 18 jr.
C
Alleen de mensen die in de regering zitten.
Slide 13 - Quiz
Op wie kun je stemmen?
A
Op politieke leiders voor het land, de provincie en de gemeente
B
Op de minister president, de ministers en de koning.
C
Op de ministerpresident en de burgemeester.
Slide 14 - Quiz
De regering
Straks kun je:
vertellen wie Nederland bestuurt.
Vertellen welke mensen in deze besturen zitten.
Vertellen wie de voorzitter is .
Vertellen wat de taken zijn .
Slide 15 - Slide
Het land de Tweede Kamer - het kabinet
Slide 16 - Slide
Het land wordt bestuurd door de minister-president - de ministers - de staatssecretarissen
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
De ministers maken plannen en wetten
gezondheidszorg
wonen
milieu
leger
uitkeringen........en nog veel meer
Slide 19 - Slide
Het land de koning - de troonrede
Slide 20 - Slide
Taken van de koning
een wet ondertekenen
op bezoek in Nederland
op bezoek in het buitenland
praten met de minister-president
de troonrede voorlezen
Slide 21 - Slide
Wie vormen samen de regering?
A
De koning en de ministers
B
De koning en de koningin
C
De leden van de Tweede en Eerste kamer
Slide 22 - Quiz
Wie is de leider van de ministers?
A
De burgemeester
B
De koning
C
De minister-president
Slide 23 - Quiz
Wat beslist de regering?
A
Waar het belastinggeld aan wordt besteed
B
Waar er huizen mogen worden gebouwd
C
Hoeveel koeien een boer mag hebben
Slide 24 - Quiz
Hoeveel mensen zitten er in de tweede kamer?
A
17 miljoen mensen
B
75 mensen
C
150 mensen
Slide 25 - Quiz
De Tweede kamer maakt wetten en controleert de regering
A
waar
B
niet waar
Slide 26 - Quiz
De provincie - de Provinciale Staten
Slide 27 - Slide
De provincie - de Eerste Kamer - provinciale staten - commissaris van de koning
Slide 28 - Slide
Hoeveel mensen zitten er in de Eerste Kamer?
A
75
B
150
C
50
Slide 29 - Quiz
Wat doet de Eerste Kamer
A
De 1e kamer controleert nieuwe wetten
B
De 1e kamer maakt nieuwe wetten.
C
De 1e kamer controleert de regering
Slide 30 - Quiz
Wie bestuurt de provincie?
A
De provinciale staten
B
De burgemeesters van de provincie
C
De commissaris van de koning
Slide 31 - Quiz
Wie is de voorzitter van de provinciale staten?
A
De minister-president
B
de commissaris van de koning
C
de minister van landbouw
Slide 32 - Quiz
De gemeente - gemeenteraad - burgemeester - wethouder - vergunning
Slide 33 - Slide
De gemeente - de burgemeester
Slide 34 - Slide
Wie is de voorzitter van de gemeenteraad?
A
De wethouder
B
De burgemeester
C
De commissaris van de koning
Slide 35 - Quiz
Waarvoor zorgt het bestuur van een gemeente?
A
Voor vergunningen, veiligheid en andere zaken in de gemeente
B
Voor nieuwe scholen
C
Voor nieuwe wegen en openbaar vervoer
Slide 36 - Quiz
De woorden van 8.2
(met voorbeeldzin)
Slide 37 - Slide
De woorden van 8.2
(met voorbeeldzin)
Slide 38 - Slide
De woorden van 8.2
(met voorbeeldzin)
Slide 39 - Slide
De woorden van 8.2
(met voorbeeldzin)
Slide 40 - Slide
Het volk kiest de wethouders.
A
waar
B
niet waar
Slide 41 - Quiz
Het volk kiest de leden van de Tweede Kamer.
A
waar
B
niet waar
Slide 42 - Quiz
Het volk kiest de leden van de Eerste Kamer.
A
waar
B
niet waar
Slide 43 - Quiz
Er zijn 4 verschillende besturen, namelijk de besturen van
A
- de koning - de minister president - de commissaris van de koning - de burgemeester
B
- de Europese Unie - het land - de provincie - de gemeente
C
-de Koning - de Tweede Kamer - de Eerste kamer - de gemeenteraad -