Paragraaf 3.3: Kruisingen

Welkom allemaal!
Let op de volgende punten:
  • Pak je laptop erbij (lesson up app)
  • Schrift en pen voor aantekeningen
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom allemaal!
Let op de volgende punten:
  • Pak je laptop erbij (lesson up app)
  • Schrift en pen voor aantekeningen
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

  • Herhaling 3.2: Genen

  • Uitleg paragraaf 3.3: Kruisingen

  • Zelfstandig werken aan opdrachten paragraaf 3.3



Slide 2 - Slide

Een Allel is een .... van een gen

Slide 3 - Open question

De allelen zijn afkomstig van?
(Hoe kom je aan 2 allelen voor een gen?)

Slide 4 - Open question

Wat betekent homozygotie voor een gen? Geef hierbij een voorbeeld

Slide 5 - Open question

Leg het verschil tussen dominant en recessief uit

Slide 6 - Open question

Je hebt een gen voor bruine haren (A) en een gen voor blonde haren (a). Je bent dus heterozygoot.
Welke kleur haar krijg je dan?
A
Bruin
B
Blond

Slide 7 - Quiz

Paragraaf 3.3: Kruisingen

Slide 8 - Slide

Lesdoelen
1. Je kunt een kruisingsschema opstellen.
2. Je kunt bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen afleiden.

Slide 9 - Slide

Kruisingen 

Slide 10 - Slide

kruisingsschema
Tabel met alle mogelijke combinaties van allelen bij een kruising.



Hoofdletter= Dominant allel
Kleine letter= Recessief allel

Slide 11 - Slide

Hoe te werk te gaan bij een kruissingschema?
Stap 1: Bedenk wat de fenotypen en genotypen van de ouders (P) zijn.

Je hebt een homozygote rode bloem en een homozygote witte bloem. Rood is dominant over wit.

Slide 12 - Slide

Stap 2 (geslachtscellen): Bedenk welke allelen in de geslachtscellen van beide ouders kunnen voorkomen.
Tijdens de meiose komt per gen één allel voor per geslachtscel

Bij deze planten zitten dus in een geslachtscel

Rood: R

Wit: r

Slide 13 - Slide

Stap 3 (F1): Stel vast welk genotype en fenotype de nakomelingen kunnen hebben.

Slide 14 - Slide

Stap 4: Stel vast welk genotype en fenotype de dieren in de F2 kunnen hebben.
Stel de nakomeling (F1) van de ouders (P) krijgen nakomelingen (F2). Hoe ziet daarvan het schema eruit?

Slide 15 - Slide

opdracht
1. Een homozygote recessieve vader voor blauwe ogen krijgt een dochter met een heterozygote moeder met bruine ogen.
- Wat is het dominante allel?
- Maak bij deze ouders een kruissingsschema
- Bij hoeveel combinaties krijg je kinderen met bruine ogen en       hoeveel met blauwe?
- Hoeveel % kans heb je op een kind met blauwe ogen?

Slide 16 - Slide

2. Een hond met korte haren die homozygoot is krijgt met een hond die heterozygoot is met korte haren nakomelingen. (eigenschappen zijn lang en kort haar)


- Wat is het dominante allel
- Hoeveel % kans heb je op honden met lange haren? laat zien met een kruissingschema

Slide 17 - Slide

Aan de slag!
Wat:
Paragraaf 3.3: opdrachten 1 t/m 8
Hoe:
Alleen of in tweetallen


Hulp nodig? Zoek het op in je boek of vraag om hulp
Klaar? Maak een samenvatting en een begrippenlijst van 3.3






timer
10:00

Slide 18 - Slide

Nabespreking:

  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?

Slide 19 - Slide

Tot slot:
Schuif je stoel aan
en
Ruim je afval op


Tot de volgende les!

Slide 20 - Slide