‹Return to search

Kapitel 1 Lektion 3E

Nodig: boek + pen
Maken Aufgaben 1 tm 5 op S. 56/57/58
In stilte!
Je mag zelf de volgorde bepalen. Snap je een opdracht niet? Ga verder met een volgende.


timer
10:00
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nodig: boek + pen
Maken Aufgaben 1 tm 5 op S. 56/57/58
In stilte!
Je mag zelf de volgorde bepalen. Snap je een opdracht niet? Ga verder met een volgende.


timer
10:00

Slide 1 - Slide

  • Handy zu Hause/Schließfach
  • Setzt euch bitte (ga zitten)
  • Schulsachen auf dem Tisch (Buch, Heft, Laptop)
  • Laptop geschlossen
  • Rucksack auf dem Boden

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?
- Aufgaben machen 10
- Hausaufgaben kontrollieren 10
- leertips SO 5
- Sprechaufgabe 15
(Hausaufgaben machen) 5
 - evaluieren 5







Slide 3 - Slide

Kapitel 1 : Berlin
Berlijn, jezelf voorstellen, familie en vrienden, uiterlijk en eigenschappen

Am Ende dieser Stunde:
- heb ik geoefend met de woorden van Lektion 1 t/m 3
- kan ik korte vragen stellen en beantwoorden over mezelf en iemand anders












Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Leertips SO

Verbuga.eu
Digitale methode - Versterk jezelf

Slide 6 - Slide

Maak samen met je buur Aufgabe 32.
Gebruik als hulp Lernbox 3 (S. 90/91)
Als je de opdracht gemaakt hebt, stel je elkaar de vragen en geef je antwoord.


timer
10:00

Slide 7 - Slide

Was? (wat)
Differenzierung 
Aufgabe 1-5
S. 56-58
Wie? (hoe)
zu Zweit
zachtjes overleggen
Wie lange? (hoe lang)
15 min
Hilfe? (hulp)
Lernbox Lektion 1-3
S. 88-90
Fertig? (klaar)
Was machen wir damit?
Hausaufgaben
Selbstständig an die Arbeit!
timer
15:00

Slide 8 - Slide

Hoe vertaal je...

Hoe heet jij?
Waar woon jij?
Hoe gaat het met jou?
Hoe oud ben je?
Heb jij broers en zussen?

Slide 9 - Slide

Nächste Stunde
Lektion 3
SO Lektion 1 tm 3: Montag, 10. November



Check rommel rond je tafel
Blijf op je plaats tot de bel gaat
Stoel aanschuiven
Danke schön !


Slide 10 - Slide

Satz der Woche
Was sind die Hausaufgaben?

Slide 11 - Slide

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord.
ik
jij
hij
zij
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie
Sie
sie

Slide 12 - Drag question

endlich
ganz
jetzt
kochen

reden
het plezier
later
täglich
zum Beispiel
zusammen
nu
praten
eindelijk
koken
heel
der Spaß
später
dagelijks
bijvoorbeeld
samen

Slide 13 - Drag question

die Schwester
die Cousine
de Freundin
die Familie
der Cousin
der Halbbruder
die Halbschwester
die Cousinen
die Tante
die Mutter
die Mütter
de Tante
de moeders
de nicht
de neef
de nichten
de halfzus
het gezin
de moeder
de halfbroer
de vriendin
de zus

Slide 14 - Drag question

Wie alt (bent u)?
(Hij is) 13 Jahre alt.
Wo (ben jij) geboren?
(Ik ben) in Berlin geboren.
(Het is) eine schöne Stadt.
sind Sie
er ist
bist du
ich bin
es ist

Slide 15 - Drag question

Vul het juiste woord in:
Mein Vater kan gut Spaghetti.......
A
reden
B
kochen
C
zusammen
D
später

Slide 16 - Quiz

Vul het juiste woord in:
Nein, nicht.......du musst es jetzt machen!
A
endlich
B
später
C
ganz
D
täglich

Slide 17 - Quiz

Vul het juiste woord in:
Er macht........seine Hausaufgaben.
A
zum Beispiel
B
ganz
C
Spaß
D
täglich

Slide 18 - Quiz

Die Familie und andere Verwandten. Was gehört zusammen?
de zus
de neef
de kleindochter
de kleinzoon
de dochters
de nicht
de zoon
de halfbroer
die Schwester
der Cousin
die Enkelin
der Enkel
die Töchter
die Cousine
der Sohn
der Halbbruder

Slide 19 - Drag question

Welche Vokabeln sind richtig geschrieben (geschreven)?
A
de broer - der Brüder
B
de zoons - die Sohnen
C
de moeder - der Mutter
D
de zus - die Schwester

Slide 20 - Quiz

Welke woorden hebben lidwoord 'die'?
A
Sohn - Mutter
B
Tochter - Schwester
C
Enkel - Bruder
D
Vater - Familie

Slide 21 - Quiz

Welk lidwoord hebben woorden die in meervoud staan?
A
der
B
das
C
die

Slide 22 - Quiz

  • Wat is een bepaald lidwoord?
  • Kun je een voorbeeld noemen?
  • de, het

  • Wat is een onbepaald lidwoord?
  • Kun je een voorbeeld noemen?
  • een, geen

Slide 23 - Slide

Bepaald lidw. (de,het)    Onbepaald lidw. (een, geen )

de man           der Mann           een man          ein Mann
de vrouw        die Frau              een vrouw        eine Frau
het kind         das Kind              een kind           ein Kind      
de kinderen   die Kinder          een kinderen???



Slide 24 - Slide

geen = kein

geen man       kein Mann         geen kinderen 
geen vrouw    keine Frau         keine Kinder
geen kind        kein Kind

Slide 25 - Slide

Das ist (een) Frau.
A
ein
B
eine
C
keine
D
kein

Slide 26 - Quiz

Hast du (geen) Geschwister (mv)?
A
kein
B
ein
C
eine
D
keine

Slide 27 - Quiz

Vertaal: Het kind heeft geen moeder.
A
Das Kind hat kein mutter
B
Das kind hat keine mutter
C
Das Kind hat keine Mutter
D
Das kind hat kein Mutter

Slide 28 - Quiz

Je hebt de 1e naamval geleerd!! (Nominativ)

Slide 29 - Slide

das haus steht in rotterdam
Wat moet met hoofdletters?
A
Haus, Rotterdam
B
Das, Haus, Rotterdam
C
Das, Rotterdam
D
Das, Haus

Slide 30 - Quiz

die mutter wohnt in papendrecht
Wat moet met hoofdletters?
A
Die, Papendrecht
B
Die, Wohnt, Mutter
C
Mutter, Papendrecht
D
Die, Mutter, Papendrecht

Slide 31 - Quiz

More lessons like this

3TL periode 3 les 13 und 14

- 17 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havoLeerjaar 1

1KB periode 3 les 6

- 18 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havoLeerjaar 1

1TL periode 3 les 6

- 17 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havoLeerjaar 1

1TL periode 1 les 13

- 24 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

3TL periode 3 les 15

- 17 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havoLeerjaar 1

2TL periode 1 les 13

- 18 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

1KB periode 3 les 7

- 16 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havoLeerjaar 1

1TL periode 3 les 7

- 10 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havoLeerjaar 1