Introductie Spreken/Gesprekken Voeren

Spreken & Gesprekken voeren
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Spreken & Gesprekken voeren

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Vandaag krijg je uitleg over de examens Spreken en Gesprekken voeren
  • Wat wordt er precies van je verwacht?
  • Wat houdt het in?
  • Hoe bereid je je goed voor op deze examens? 

Slide 2 - Slide

  • Bij het examen Spreken ga je een presentatie van 4-6 minuten houden over het onderwerp dat in het examenboekje dat je hebt ontvangen, staat genoemd. 
  • Het examen is een monoloog, jij bent aan het woord en de examinators luisteren.
  • Na afloop van de presentatie stellen de examinators nog een paar inhoudelijke vragen.
Examen Spreken

Slide 3 - Slide

  • In het examen staan de verschillende deelonderwerpen die in jouw presentatie aan de orde moeten komen. Het is belangrijk dat al deze onderwerpen worden besproken.
  • Wanneer minder dan 80% van deze deelonderwerpen in je presentatie aan de orde komt, dan wordt de presentatie niet beoordeeld.
  • Zorg er dus voor dat je alle deelonderwerpen die in je examenboekje staan verwerkt in je presentatie!
Examen Spreken

Slide 4 - Slide

  • Belangrijk: je mag niet voorlezen tijdens de presentatie, maar je mag wel een lijstje met steekwoorden gebruiken.
  • Maak zo'n lijstje met steekwoorden. Mocht je vastlopen dan kan zo'n briefje je weer op weg helpen.
  • Je mag een PowerPoint presentatie gebruiken ter ondersteuning. In de PowerPoint mogen geen hele zinnen staan. De presentatie doe je het uit het hoofd. Voorlezen mag dus ook niet bij een PowerPoint!
Examen Spreken

Slide 5 - Slide

  • Zorg dat je presentatie een duidelijke inleiding, middenstuk en slot heeft (opbouw en samenhang), dat het doel van de presentatie duidelijk is en dat je rekening houdt met de (voorkennis van) de luisteraar. 
  • Verder moet je tijdens de presentatie laten zien dat je woordenschat voldoende is en dat je presentatie goed verstaanbaar en in begrijpelijk Nederlands is.

                     Een goede voorbereiding is het halve werk! 
Examen Spreken

Slide 6 - Slide

  • Samenhang: heb je een logische opbouw aangebracht in je presentatie? 
  • Afstemming op doel: heb je je gehouden aan de opdracht? Is de presentatie doelgericht? 
  • Afstemming op publiek: heb je het woordgebruik en de toon aangepast aan de doelgroep?
  • Woordenschat en woordgebruik: heb je een redelijk goede woordenschat? Dit laat je zien door te variëren in woordgebruik. Je gebruikt veelvoorkomende voorzetsels (zoals voor, achter, boven, door) vrijwel altijd goed.
  • Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing: Je bent duidelijk verstaanbaar. Je spreektempo is normaal. Je laat zien dat je de grammatica redelijk beheerst doordat de meeste zinnen goed gevormd zijn. De werkwoordsvormen zijn over het algemeen correct.
Beoordeling examen Spreken

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

  • Het examen Gesprekken wordt op dezelfde dag als het examen Spreken geëxamineerd. Direct na het examen Spreken.
  • Bij het examen Gesprekken voeren is er sprake van een dialoog. Je gaat in gesprek met de examinator over het onderwerp van het examen. In het examen staan de punten die tijdens het gesprek besproken moeten worden. 80% van die punten moeten tijdens de 6 minuten van het examen aan bod komen. De examinator zal je daarbij zeker helpen, maar jij bent ook verantwoordelijk hiervoor. Het is tenslotte jouw examen!
Examen Gesprekken voeren

Slide 9 - Slide

  • Het is belangrijk dat je een actieve bijdrage levert aan het gesprek en dat je niet alleen korte antwoorden geeft. Je kan natuurlijk ook zelf het volgende punt van het gesprek inbrengen. Het is de bedoeling dat het gesprek lijkt op een normaal gesprek. Natuurlijk mag je een briefje met steekwoorden gebruiken om te zorgen dat je niets vergeet.
Examen Gesprekken voeren

Slide 10 - Slide

  • Waar word je op beoordeeld?
  • Beurten nemen en bijdragen aan samenhang: Je kunt het gesprek op gang houden op een eenvoudige manier, bijvoorbeeld door niet direct te reageren, maar eerst goed naar de vraag te luisteren en te zorgen dat je deze begrijpt. Als jij praat, zorg je dat je een duidelijk verhaal vertelt dat de ander goed kan volgen. Je gebruikt daarbij veelvoorkomende voeg- en verwijswoorden, zoals want, maar, omdat, die, dat en wat.
Het examen Gesprekken voeren

Slide 11 - Slide

  • Afstemming op doel: Je reageert netjes en effectief op je gesprekspartner, zodat je het gespreksdoel bereikt.
  • Afstemming op gesprekspartner: Je past je woordgebruik en toon aan op je gesprekspartner en houdt daarbij rekening met de formele of informele situatie.
  • Woordenschat en woordgebruik: Je hebt een redelijk goede woordenschat. Dit laat je zien door te variëren in woordgebruik. Je gebruikt veelvoorkomende voorzetsels (zoals voor, achter, boven, door) vrijwel altijd goed.
  • Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing: Je bent duidelijk verstaanbaar. Je spreektempo is normaal. Je laat zien dat je de grammatica redelijk beheerst doordat de meeste zinnen goed gevormd zijn. De werkwoordsvormen zijn over het algemeen correct.
Beoordeling examen Gesprekken

Slide 12 - Slide


Heb je nog vragen ?

Veel succes met de voorbereiding!

Slide 13 - Slide