week 25 les 1

week 25 les 1
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

week 25 les 1

Slide 1 - Slide

Les devoirs
Faire (maken): Bloc F afmaken
Ch4: Le pont (herhalingshoofdstuk 4 opstarten) Faire (maken): ex 1,2,4,7,8

Apprendre (leren): Woordenlijst voor de toetsweek leren (zie ELO: studiewijzer) Maak zelf een wrts!

*1E: Sanne SO inhalen!



Slide 2 - Slide

Toetsweek
Leesvaardigheidstoets
Leerstof MAVO+HAVO:
Er staat een aparte woordenlijst in de studiewijzer 
Deze leer je F-N!

Slide 3 - Slide

Les buts du cours
Toetsweek: woordenlijst oefenen
Je kunt de woorden uit de woordenlijst voor de toetsweek vertalen en herkennen in het F/N
Je kunt de werkwoorden hebben & zijn herkennen in het Frans

Zelfstandig werken aan:
Ch3 Bloc F: nakijken en verbeteren!

Ch4: Le pont (herhalingshfst)
Je herhaalt verschillende vocabulaire opdrachten. Je kunt deze woorden begrijpen in het F/N- N/F


*Tijd over? Blooket spelen (herhaling voor de toetsweek: werkwoord être = zijn)










Slide 4 - Slide

Woordenlijst toetsweek

Slide 5 - Slide

chercher
A
werken
B
zwemmen
C
spelen
D
zoeken

Slide 6 - Quiz

acheter
A
eten
B
kopen
C
beginnen
D
vinden

Slide 7 - Quiz

je vais
A
ik zie
B
ik wil
C
ik ga
D
ik ken

Slide 8 - Quiz

l'école
A
de winkel
B
de school
C
de stad
D
de week

Slide 9 - Quiz

le jour

Slide 10 - Open question

donderdag
A
mardi
B
jeudi
C
lundi
D
vendredi

Slide 11 - Quiz

mardi
A
dinsdag
B
woensdag
C
donderdag
D
zondag

Slide 12 - Quiz

Welke dag ontbreekt er?
samedi - ... - lundi
A
mercredi
B
jeudi
C
mardi
D
dimanche

Slide 13 - Quiz

Sleep de Nederlandse dagen naar de juiste Franse dagen:
lundi
mardi
mercredi
jeudi
vendredi
samedi
dimanche
dinsdag
maandag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag

Slide 14 - Drag question

Herhaling
persoonlijke vnw
werkwoorden 
hebben & zijn 
avoir & être

Slide 15 - Slide

Persoonlijke vnw

Slide 16 - Slide

Ken je de persoonlijke voornaamwoorden nog?
Sleep NL naar FA.
IK
JIJ
HIJ
ZIJ (1 persoon)
WIJ / MEN
WIJ
U / JULLIE
ZIJ (ml + mv)
ZIJ (vl + mv)
JE
TU
IL
ELLE
ON
NOUS
VOUS
ILS
ELLES

Slide 17 - Drag question

AVOIR = HEBBEN

Slide 18 - Slide

Avoir 

j'ai
tu as
il a/ elle a
on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
 Hebben                                                  
ik heb
jij hebt                                                  hij heeft/ zij heeft   
wij hebben
wij hebben
u heeft/ jullie hebben 
zij hebben                 

Slide 19 - Slide

avoir
=
  hebben



Sleep de juiste vorm van avoir naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
                     avons
                          ont
                             ai
                        avez
                            as
                              a

Slide 20 - Drag question

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 21 - Drag question

Hoe goed ken je het werkwoord avoir al?
010

Slide 22 - Poll

être

  • je suis
  • tu es
  • il est
  • elle est
  • on est
  • nous sommes
  • vous êtes
  • ils sont
  • elles sont
zijn

  • ik ben
  • jij bent
  • hij is
  • zij is
  • wij zijn / men is
  • wij zijn
  • u bent / jullie zijn
  • zij zijn (ml + mv)
  • zij zijn (vr + mv)

Slide 23 - Slide

ÊTRE = ZIJN

Slide 24 - Slide

être
=
 zijn




il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
sommes
sont
suis
êtes
es
est

Slide 25 - Drag question

être
=
 zijn




il/elle/on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
tu es
je suis
wij zijn
zij zijn (mnl&vrl)
ik ben
u bent & jullie zijn
jij bent
hij/zij/men is (wij zijn)

Slide 26 - Drag question

Hoe goed ken je het werkwoord être al?
010

Slide 27 - Poll

Au travail!
Zelfstandig werken aan:
Bron F nakijken en verbeteren!
Indien nog niet af? Ch4: Le pont Faire (maken): ex 1,2,4,7,8

Faire (maken) Ch4: Le pont (herhalingshoofdstuk opstarten)
Faire (maken): ex14b, 16ab + lecture (leesopdracht MAVO/HAVO) ex 25
(*extra voor HAVO: ex 19ab, 20c)

Klaar? Woordenlijst voor de toetsweek leren. *Maak zelf een wrts!

Slide 28 - Slide

Blooket
Herhalen:
avoir = hebben
être = zijn 
dagen van de week

Slide 29 - Slide

Les devoirs
Achterstand wegwerken! HW controle!
Faire (maken) Ch4: Le pont (herhalingshoofdstuk) Faire (maken): ex14b, 16ab (extra voor HAVO: ex 19ab, 20c) + lecture (leesopdracht MAVO/HAVO) ex 25

Apprendre (leren): Woordenlijst voor de toetsweek leren. 
Maak zelf een wrts!

Slide 30 - Slide