H 2,3,4 herhaling stof en oefenblad

Welkom!
  1. Start je laptop
  2. Pak je leesboek - 10 minuten lezen 
timer
10:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Welkom!
  1. Start je laptop
  2. Pak je leesboek - 10 minuten lezen 
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Leesvaardigheid 


Oefening voor toetsweek
toetsstof les 2, 3, 4, 17, 18 en 19




Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet welke tekstdoelen er zijn: herkennen, uitleggen, vinden.
  • Ik weet welke leesstrategieën er zijn: toepassen, en uitleggen
  • Ik weet welke woordstrategieën toe te passen om de betekenis van een woord; uitleggen en nieuwe zinnen maken

Slide 3 - Slide

leesstrategieën 
De verschillende manieren waarop je een tekst kunt lezen:
  • globaal lezen
  • intensief lezen
  • zoekend lezen
  • lerend lezen
  • kritisch lezen

Slide 4 - Slide

globaal
Je wilt globaal weten waar de tekst over gaat.
Lees inleiding (onderwerp) en slot. Bekijk afbeeldingen en tussenkopjes.
De hoofdgedachte vind je in de inleiding of in het slot.
De zin waarin de belangrijkste boodschap van de tekst staat.

Slide 5 - Slide

intensief
Je wilt de tekst goed begrijpen. Je leest de tekst dus helemaal.

Slide 6 - Slide

zoekend
Je zoekt naar een bepaald antwoord. Je gebruikt steekwoorden of trefwoorden.

Slide 7 - Slide

lerend
Je wilt belangrijke informatie onthouden.

Slide 8 - Slide

kritisch
Je vraagt je af wat het doel van de schrijver is, informeren of overtuigen? Controleer of de feiten kloppen.

Slide 9 - Slide

aan de slag
Lees de tekst van oefenblad 3 en maak de vragen
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Dit zijn de vijf tekstdoelen
1. Informeren
2. Overtuigen
3. Beschouwen
4. Amuseren
5. Activeren

Slide 11 - Slide

1. Informeren
- Schrijver wil je iets leren/ informatie geven over een onderwerp
- Tekst bestaat uit feitelijk informatie (objectief)
- Feit: controleerbare uitspraak

Voorbeelden: Leerstof in schoolboeken, informatieve teksten, nieuwsberichten.

Slide 12 - Slide

2. Overtuigen
- Schrijver wil de lezer overtuigen van zijn mening
- Tekst bestaat voornamelijk uit meningen en NIET uit feiten



Voorbeelden: betoog, column

Slide 13 - Slide

3. Beschouwen
- Schrijver laat verschillende kanten van het onderwerp zien
- Lezer kan zelf bepalen wat hij vindt van het onderwerp
- doel: lezer zelf een mening laten vormen


Voorbeelden: 

Slide 14 - Slide

4. Amuseren
- Schrijver wil je vermaken en raken
- Tekst om je emoties aan te spreken (ook de niet blije emoties)



Voorbeelden: leesboek, gedichten, strip

Slide 15 - Slide

5. Activeren
- Schrijver wil dat je in actie komt
- Ook overtuigen, maar daarna nog een actie uitvoeren!



Voorbeelden: reclame, politieke poster, flyers

Slide 16 - Slide

Woordstrategieën
Manieren om er achter te komen wat de betekenis is van woorden die je nog niet kent

Slide 17 - Slide

5 Woordstrategieën
Uitleg in de zin waarin het woord staat of de zin daarna
Een synoniem staat in de buurt
Een tegenstelling staat in de buurt
Het is een samenstelling 
Het lijkt op een woord uit een andere taal

Slide 18 - Slide

aan de slag
Lees de tekst van oefenblad 4 en maak de vragen
timer
10:00

Slide 19 - Slide