Introductieles Regeling en Basisstof 1: homeostase

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Regeling

• De balans in het lichaam bewaren.
  
  
• Wie is de dame hiernaast?
• Waarom is zij geblinddoekt? 

Regeling in het lichaam

Welke processen worden in ons lichaam allemaal geregeld?

Leerdoelen

5.1.1 Je kunt uitleggen wat homeostase is.

5.1.2 Je kunt uitleggen hoe regelkringen een rol spelen bij het handhaven van de homeostase bij de mens.

Ook nog: Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen het interne en het externe milieu

Homeostase: handhaven van bepaalde waarden

• Normwaarde (vb. bloedsuikerspiegel)
  
  
• Dynamisch evenwicht (vb. 37 graden lichaamstemperatuur)

Met behulp van regelkringen.

Regeling bloedsuikerspiegel

Regeling bloedsuikerspiegel

De bloedsuikerspiegel van mensen zit tussen de 4,0 en 6,0 mmol/l. Dit is een voorbeeld van:

1. Normwaarde
2. Dynamisch evenwicht
3. Regelkring
4. Feedback

Regelkringen

Met behulp van negatieve feedback

Voorbeeld: het wordt te warm in huis dus we moeten minder stoken.

Met behulp van positieve feedback

Voorbeeld: hoe verder de bevalling vordert, hoe sterker de weeën.

Praatplaat 

Kunnen je dit plaatje (volgende slide) straks uitleggen?

Leg uit waar de negatieve feedback zit.

Regelkringen m.b.v. positieve feedback

Oxytocine (hormoon uit de hypofyse) stimuleert weeën.

 

Oxytocine komt vrij als de druk van het hoofdje op de baarmoedermond toeneemt: hoe meer druk, hoe meer oxytocine. 

Wat is de normwaarde bij het voorbeeld van centrale verwarming?

1. De hoeveelheid die je stookt
2. Het verbruik van gas
3. De gewenste kamertemperatuur
4. Het controlecentrum

Inwendig vs. uitwendig milieu

Tussen uitwendig en inwendig: minimaal één cellaag.

Inwendig: bloed, weefselvloeistof, interne organen. 

Uitwendig:  inhoud van darmen, longen en blaas

Waarom vallen de lucht in de longen en de inhoud van de darmen onder het externe milieu?

Ik kan uitleggen wat homeostase is

1. Ja, ik weet precies wat dat is.
2. Ik heb er een idee bij.
3. Ik weet nog niet echt wat ermee bedoeld wordt.
4. Ik heb geen idee wat dat is.

Ik weet hoe een regelkring werkt

1. Ik kan het aan iemand anders uitleggen.
2. Ik weet het ongeveer.
3. Ik herken het plaatje, maar ik weet niet hoe het werkt.
4. Ik heb geen idee wat dat is.

Ik kan het verschil tussen positieve en negatieve terugkoppeling uitleggen

1. Ja, ik weet wat beide zaken zijn en ik kan er voorbeelden bij geven.
2. Ik weet het wel ongeveer. Maar niet precies.
3. Ik snap het verschil niet zo goed.
4. Ik heb geen idee wat die termen betekenen.

Wat is de eerstvolgende stap in je leerproces om de leerdoelen te behalen?

Ik ga de leerstof doornemen.

Ik ga met flitskaarten aan de slag.

Ik ga een samenvatting maken.

Ik ga de opgaven maken en nakijken.

Ik ga specifiek de leerstof van één van de leerdoelen doornemen.