Unidad 6 (1.1)

Buenos días
1 / 37
next
Slide 1: Slide
SpaansWOStudiejaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Buenos días

Slide 1 - Slide

¡Bienvenidos a la clase de español
Hoy es el 20(veinte) de abril 

Slide 2 - Slide

Necesitas el portátil (laptop) y 
la libreta (tijdschrift) 

Slide 3 - Slide

Vervoeging van de werkwoorden
AR
o
as
a
amos
áis
an
ER
o
es
e
emos
éis
en
IR
o
es
e
imos
ís
en

Slide 4 - Slide

Leerdoel van vandaag:
Je kent de (WW) TENER = HEBBEN

  1. De getallen in het Spaans tot 30.
  2. Je gaat de maanden in het Spaans.
  3. Je gaat het meervoud van Spaanse woorden maken.                                                                                                                                                                                                                                        

Slide 5 - Slide

HUISWERK=DEBERES
Om de huiswerk te kunnen maken jullie hadden de "Vocabulario"moeten studeren.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

HUISWERK = DEBERES
Ejercicio 1:

veinte (20)
veintiseis (26)
ocho  (8)
diesisiete (17)
quince (15)
cero (0)
veinticuatro (24)
treinta y uno (31)
once (11)
trece (13)
uno (1)
veintinueve (29)
diesiséis (16)
cinco (5)
veintitrés (23)
catorce (14)

Slide 8 - Slide

Ejercicio 2
  1. Él tiene cinco años.
  2. Ellos tienen veintidos años.
  3. *** tienes trece años.
  4. Ella tiene nueve años.
  5. ***Nosotros tenemos diez años.
  6. Ellas tienen veinticinco años.
  7. Usted tiene diesiocho años.
  8. ***Vosotros tenéis veintisiete años.
  9. ***Yo tengo treinta y un años

Slide 9 - Slide

Ejercicio 3
  1. Annchi tiene diez años.
  2. Ellos tienen once años.
  3. Yo tengo ocho años.
  4. tienes siete años.
  5. Botán tiene trece años. 

Slide 10 - Slide

Contar en español
Als je de getallen 1 t/m 10 goed leert in het Spaans en de tientallen dan kun je al tellen in het Spaans.
Let op: bij 20 is er iets aan de hand.
21: vientiuno
en er zit dus een i er tussen.
De getallen schrijf je aan elkaar.
Vanaf dertig is het los van elkaar met het woord y er tussen (dat bekent en).
31: treinta y uno

Slide 11 - Slide

timer
5:00

Slide 12 - Slide

timer
2:00
Wat valt je op aan de getallen in het Spaans bij 20 en 30 bijvoorbeeld?

Slide 13 - Mind map

Ik weet hoe je 20 t/m 30 moet schrijven in het Spaans.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Ik kan tellen t/m 100 in het Spaans.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Ik kan de getallen 1 t/m 100 in het Spaans uitschrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

¡Vamos a contar!

Slide 17 - Slide

Qué?
Qué hotel?
Qué tipo de hotel?
Cómo?
Cuándo?
Dónde?
Adónde?
Cuánto?
Cuál?
Wat?
Welk hotel?
Wat voor soort hotel?
Hoe?
Wanneer?
Waar?
Waarheen?
Hoeveel?
Welke?

Slide 18 - Slide

Los meses del año





¿Cuándo es tu cumpleaños?
Rellena tu lista de vocabulario
3.3
Leerdoel: maanden van het jaar

Slide 19 - Slide

los meses y las estaciones
januari
enero
juli
julio
februari
febrero
augutus
agosto
maart
marzo
september
septiembre
april
abril
oktober
octubre
mei
mayo
november
noviembre
juni
junio
december
diciembre
invierno
winter
primavera
voorjaar
verano
zomer
otoño
herfst
Los meses del año:
Las cuatro estaciones:

Slide 20 - Slide

Los meses del año y las 4 estaciones
timer
5:00

Slide 21 - Slide

Masculino / femenino
(mannelijk / vrouwelijk)
Singular / plural

Slide 22 - Slide

Palabras masculinas
(mannelijk woorden)

Er zijn uitzonderingen, dus sommige woorden met -a kunnen mannelijk zijn, zoals: el mapa (de kaart), el problema (het probleem), el planeta (de planeet), el día (de dag)...

Slide 23 - Slide

Practicar
In de volgende opdrachten zet je woorden in het meervoud
Je herhaalt de lidwoorden:
el     /     los
      la     /      las     

Slide 24 - Slide

Opdracht: lidwoorden

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

de vriendin

Slide 27 - Mind map

een jongen

Slide 28 - Mind map

Palabras masculinas
(mannelijk woorden)

Medeklinkers: woorden die eindigen op -r, -e en -z zijn meestal mannelijk. Zoals: el profesor (de docent), el lápiz (het potlood), el aire (de lucht), el tomate  (de tomaat)...

Slide 29 - Slide

Woorden die op een KLINKER eindigen:



chicos
tiendas
elefantes


Woorden die op een MEDEKLINKER eindigen:



hospitales
situaciones
militares
-S
-ES

Slide 30 - Slide

SINGULAR Y PLURAL

Slide 31 - Slide

Palabras masculinas
(mannelijk woorden)

Woorden die op een -o zijn vaak mannelijk en hebben een mannelijk lidwoord:el gato (de kat), el libro (het boek), el chico (de jongen), el teléfono (de telefoon), el mundo (de wereld), el tiempo (het tijd), el perro (de hond)...

Slide 32 - Slide

Palabras femeninas
(vrouwelijk woorden)

Er zijn uitzonderingen, dus sommige woorden met -o kunnen vrouwelijk zijn, zoals: la mano (de hand), la moto, la foto...

Slide 33 - Slide

het meisje

Slide 34 - Mind map

Palabras femeninas
(vrouwelijk woorden)

Woorden die op een -a zijn vaak vrouwelijk en hebben een vrouwelijk lidwoord: la casa (het huis), la chica (het meisje), la salida (de uitgang), la empresa (het bedrijf), la escuela (de school), la mesa (de tafel), la princesa (de prinses), la persona (de persoon)...

Slide 35 - Slide

de vrienden

Slide 36 - Mind map

Palabras femeninas
(vrouwelijk woorden)

Medeklinkers: woorden die eindigen op -d, -ción en -l zijn meestal vrouwelijk. Zoals: la red (netwerk), la señal (het signaal), la verdad (de waarheid), la miel (de honing), la canción (het lied)...

Slide 37 - Slide