Voegwoorden en telwoorden

Bedenk zoveel mogelijk woorden met de:
AU
1 / 26
next
Slide 1: Mind map
TaalBasisschoolMiddelbare schoolGroep 6-8

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bedenk zoveel mogelijk woorden met de:
AU

Slide 1 - Mind map

Bedenk zoveel mogelijk woorden met de:
EI

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Video

Schrijf op hoe je heet. Bijvoorbeeld

Ik ben Remco.

Slide 4 - Open question

Schrijf nog één ding over jezelf op
Bijvoorbeeld: Ik houd van fifa 21.

Slide 5 - Open question

Probeer nu eens de twee zinnen
als één zin te maken. Voeg ze dus samen!

Slide 6 - Open question

Welk woord heb je tussen
de twee zinnen gezet?

Slide 7 - Mind map

Wat is een voegwoord?
Die voegt 2 zinnen aan elkaar.
Ik ben juf Ellen en ik ben 41 jaar. 
Ik ben juf, want dat vind ik een mooi beroep.

( voor na de komma, behalve bij de woorden en en of )

Slide 8 - Slide

Wat is het voegwoord?
Theo had last van zijn knie, want
hij was gevallen op het plein
A
Theo
B
plein
C
want
D
last

Slide 9 - Quiz

Wat is het voegwoord?
Ydwer had zou eerst een hond maken,
maar hij had later een bot gemaakt
A
Ydwer
B
bot
C
later
D
maar

Slide 10 - Quiz

Vul het juiste voegwoord in!
A
en
B
of
C
maar
D
want

Slide 11 - Quiz

Vul het juiste voegwoord in!
A
en
B
of
C
maar
D
want

Slide 12 - Quiz

Wat is geen voegwoord?
A
maar
B
dus
C
de
D
omdat

Slide 13 - Quiz

Telwoord
Een woord dat een hoeveelheid of volgorde aangeeft.

Hoeveelheid: een / twee / drie / ...   weinig / veel
Volgorde: eerst / tweede / ... voorste / achterste ...

Slide 14 - Slide

Wat is het telwoord in deze zin:
De auto heeft vier lekke banden.

Slide 15 - Open question

Wat is het telwoord in deze zin:
Ik stond bij de kassa als tweede in de rij.

Slide 16 - Open question

Wat is het telwoord in deze zin:
We moesten van meneer Vrancken veel huiswerk maken.

Slide 17 - Open question

In welke zin zit een telwoord?
A
Ik heb meegedaan aan een wedstrijd.
B
Ik ben tweede geworden met de wedstrijd.
C
Ik ben vandaag naar een wedstrijd geweest.

Slide 18 - Quiz

VEEL, WEINIG, LAATSTE, EERSTE en ZEVEN zijn telwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Wat is het telwoord?

Twee meisjes bewonderen Rachid.
A
Twee
B
Rachid

Slide 20 - Quiz

Wat is het telwoord?

Rachid vindt beiden aardig.
A
Geen telwoord
B
beiden

Slide 21 - Quiz

Wat is het telwoord?

Elvira zegt weinig tegen Mira.
A
Zegt
B
weinig

Slide 22 - Quiz

Wat is het telwoord?

Er doen zes kinderen mee met voetbal.
A
doen
B
kinderen
C
zes
D
voetbal

Slide 23 - Quiz

Zoek het telwoord:
Over vijf dagen vier ik mijn verjaardag
A
vijf
B
vier
C
vijf, vier
D
verjaardag

Slide 24 - Quiz

Schrijf op wat je geleerd hebt en geef een voorbeeld. Je hebt hiervoor drie minuten de tijd. Succes.

Slide 25 - Open question

Weet je wat een telwoord is?
Dan heb je het doel van deze les gehaald!!!!

Slide 26 - Slide