AH1 - Unit 2 recap
1 / 39
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Dichtbij
Ver af
this
these
that
those
Slide 2 - Drag question
this
Slide 3 - Mind map
those
Slide 4 - Mind map
these
Slide 5 - Mind map
that
Slide 6 - Mind map
What is the plural of...
shoe
shoe
Slide 7 - Open question
why?
Slide 8 - Mind map
What is the plural of...
hobby
hobby
Slide 9 - Open question
why?
Slide 10 - Mind map
What is the plural of...
child
child
Slide 11 - Open question
why?
Slide 12 - Mind map
What is the plural of...
wolf
wolf
Slide 13 - Open question
De film start om 14:15 uur.
Slide 14 - Mind map
What is the plural of...
piano
piano
Slide 15 - Open question
why?
Slide 16 - Mind map
Hoe vertaal je...
spijkerbroek
spijkerbroek
Slide 17 - Open question
wat is bijzonder aan
het woord 'jeans'?
het woord 'jeans'?
Slide 18 - Mind map
Hoe vertaal je...
maandelijks?
maandelijks?
Slide 19 - Open question
Hoe vertaal je...
kalender?
kalender?
Slide 20 - Open question
Hoe vertaal je...
een datum afspreken?
een datum afspreken?
Slide 21 - Open question
Hoe vertaal je...
een datum afspreken?
een datum afspreken?
Slide 22 - Open question
Hoe vertaal je...
Helaas, hij is er niet.
Helaas, hij is er niet.
Slide 23 - Open question
Hoe vertaal je...
Het is een interessante plaats.
Het is een interessante plaats.
Slide 24 - Open question
Hoe vertaal je...
Het begint maandagmorgen om kwart voor twaalf.
Het begint maandagmorgen om kwart voor twaalf.
Slide 25 - Open question
What time is it?
Slide 26 - Open question
What time is it?
Slide 27 - Open question
What time is it?
Slide 28 - Open question
What time is it?
Slide 29 - Open question
In text:
1st
1st
Slide 30 - Open question
In text:
133rd
133rd
Slide 31 - Open question
In text:
22nd
22nd
Slide 32 - Open question
Hoe vertaal je...
bioscoop?
bioscoop?
Slide 33 - Open question
Hoe vertaal je...
ervaring?
ervaring?
Slide 34 - Open question
Hoe vertaal je...
schilderen?
schilderen?
Slide 35 - Open question
Hoe vertaal je...
februari?
februari?
Slide 36 - Open question
Hoe vertaal je...
dinsdag?
dinsdag?
Slide 37 - Open question
Hoe vertaal je...
Heb je een auto?
Heb je een auto?
Slide 38 - Open question
why?
