Agenda - feesten - reclame

Welke dag is het vandaag?
A
vandaag is het 19 april
B
vandaag is het de eerste les na de vakantie
C
vandaag is het de eerste dag van de ramadan
D
vandaag is het donderdag
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
NT2Hoger onderwijs

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welke dag is het vandaag?
A
vandaag is het 19 april
B
vandaag is het de eerste les na de vakantie
C
vandaag is het de eerste dag van de ramadan
D
vandaag is het donderdag

Slide 1 - Quiz

Waarom is het twee weken vakantie in april?
A
Het is Kerstmis.
B
Het is lente.
C
Het is Pasen.
D
Het is zomer.

Slide 2 - Quiz

In welke religie viert men Pasen?
A
Het hindoeïsme
B
De islam
C
Het christendom
D
Het boedhisme

Slide 3 - Quiz

Wat viert men op Pasen?
A
de geboorte van Jezus
B
de dood van Jezus
C
de verjaardag van Jezus
D
de verrijzenis van Jezus

Slide 4 - Quiz

Wat is de volgende wettelijke feestdag in België?
A
Hemelvaart op 13 mei
B
Dag van de Arbeid op 1 mei
C
De zomervakantie op 1 juli
D
Paasmaandag

Slide 5 - Quiz

Ken je de feestdagen?
Valentijn            Kerstmis              Wapenstilstand
Dag van de Arbeid             Hemelvaart
Allerheiligen          Sinterklaas           Moederdag
Vaderdag           Verjaardag lerares            Geboorte zoon/dochter       Nieuwjaar

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Huwelijksverjaardag
Wanneer ben jij getrouwd?
Hoeveel jaar ben je getrouwd?

25 jaar = zilveren huwelijk
50 jaar = gouden huwelijk
60 jaar = diamanten huwelijk


Slide 8 - Slide

Geboorte van een baby
Heb jij een feest gedaan voor jouw kind?
Wat eet je op het feest?
Welke cadeautjes geef je?
Welke cadeautjes krijg je?


Slide 9 - Slide

Nieuw huis
Wanneer ben jij verhuisd naar jouw huis?
Heb je een feest gedaan?
Hoe lang woon je in je huis?
Woon je graag in je huis?
Wil je verhuizen?

Slide 10 - Slide

Verjaardag
Wanneer ben jij jarig?
Wanneer ben je geboren?
Hoe oud ben je?
Wanneer is de verjaardag van jouw kind?

Wanneer doe jij een feest?

Slide 11 - Slide

De uitnodiging
Wie?
Waar?
Wanneer?
Hoe laat?
Waarom?

Wat geef je? Wat moet je doen? ...

Slide 12 - Slide

Reclame

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Waar zie jij overal reclame?

Slide 16 - Open question