Herhaling Basisstof 5 t/m 8

Herhaling basisstof 5 & 6
Kracht & Verbranding en ademhaling
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Herhaling basisstof 5 & 6
Kracht & Verbranding en ademhaling

Slide 1 - Slide

Spieren
Alle spieren samen noemen we het spierstelsel

De spieren zitten met pezen vast aan de botten, waardoor wij kunnen bewegen. 

Wat gebeurt er met de spieren als wij bewegen?


Slide 2 - Slide


Spieren die samenwerken heten: antagonisten

Slide 3 - Slide

Zwaartekracht
Zwaartekracht is de kracht waarmee een planeet zoals de aarde of maan je naar beneden trekt

Op de aarde: 10N
Op de maan 1.6N




Slide 4 - Slide

Energie
Hoe komen wij aan onze energie?

Sporters: krachtsporter en duursporter

Slide 5 - Slide

Ademhalingstelsel
Alles waar lucht door gaat bij het ademen:

De neus en mondholte, de keelholte, het strottenhoofd, de luchtpijp, de bronchien, de longen en de longblaasjes

Slide 6 - Slide

Ademen
Tussen de longblaasjes en de longhaarvaten vindt gaswisseling plaats

Ademvolume
Vitale capaciteit

Slide 7 - Slide

Wat hoort er bij het spierstelsel?
A
Alle spieren
B
Alle spieren en pezen

Slide 8 - Quiz

Wat gebeurt er met een spier als je de spier aanspant?
A
De spier wordt korter en dunner
B
De spier wordt langer en dunner
C
De spier wordt korter en dikker
D
De spier wordt langer en dikker

Slide 9 - Quiz

Wat is een voorbeeld van twee spieren die antagonisten van elkaar zijn?
A
De kuitspier en de rugspier
B
De voorste dijspier en de armstrekspier
C
De armbuigspier en de achterste dijspier
D
De armbuigspier en de armstrekspier

Slide 10 - Quiz

Wat is de eenheid van kracht?
A
newton: N
B
kilogram: kg

Slide 11 - Quiz

Op de aarde is de zwaartekracht 10N. Hoeveel kracht moet je leveren om 5 kg op te tillen?
A
5
B
50
C
100
D
500

Slide 12 - Quiz

Wat heb je nodig voor verbranding?
A
Koolstofdioxide en water
B
Koolstofdioxide en glucose
C
Glucose en water
D
Glucose en zuurstof

Slide 13 - Quiz

Een sporter die lang kan rennen is een:
A
Krachtsporter
B
Duursporter

Slide 14 - Quiz

Wat gaat er van de lucht in de longblaasjes naar het bloed in de longhaarvaten
A
Koolstofdioxide
B
Water
C
Zuurstof
D
Glucose

Slide 15 - Quiz

Wat is de vitale capaciteit
A
Hoeveel lucht je in en uitademt als je rustig ademt
B
Hoeveel lucht je in en uitademt als je zo diep mogelijk ademhaalt

Slide 16 - Quiz

Herhaling basisstof 7 & 8

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Bloedvaten
Slagader: het bloed stroomt van het 
hart af, naar de organen toe

Haarvat: een cellaag dik, hier vindt 
de gaswisseling plaats

Ader: bloed stroomt van de organen af, terug naar het hart

Slide 19 - Slide

Duursport en krachtsport



Bij duursporten train je vooral je uithoudingsvermogen, je zorgt dat je spieren meer zuurstof krijgen tijdens inspanning. 
Bij krachtsporten train je vooral je spierkracht, je zorgt dat je spieren meer kracht kunnen leveren.  

Slide 20 - Slide

Welke blessure weet je nog

Slide 21 - Open question

Blessures
  • Spierscheur
  • Botbreuk
  • Kneuzing
  • Verzwikking
  • Voetbalknie

Slide 22 - Slide

Doping
Doping: wanneer je op een niet natuurlijke manier je sportprestatie vergroot

Voorbeelden van doping zijn: anabole steroïden, cafeïne, amfetamine, efedrine, bloeddoping, epo

Slide 23 - Slide

Wat hoort er bij het bloedvatenstelsel?
A
Het hart en de longen
B
Het hart, de longen en de bloedvaten
C
Het hart en de bloedvaten
D
De longen en de bloedvaten

Slide 24 - Quiz

Ader
Slagader
Haarvat
Door dit bloedvat stroomt het bloed naar het hart toe
Door dit bloedvat stroomt het bloed van het hart af
Dit bloedvat is slechts een cellaag dik en hier vindt gaswisseling plaats

Slide 25 - Drag question

Welke weg volgt de kleine bloedsomloop?
A
Het hart pompt het bloed naar de longen en terug naar het hart
B
Het hart pompt het bloed door het lichaam en alle organen en weer terug naar het hart

Slide 26 - Quiz

Bij welk deel van de bloedsomloop wordt zuurstof en voedingsstoffen aan de organen afgegeven?
A
De kleine bloedsomloop
B
De grote bloedsomloop

Slide 27 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van een blessure?
A
Kneuzing
B
Botbreuk
C
Spierscheur
D
Astma

Slide 28 - Quiz