Diabetes





Learnbeat Ziekteleer ziekten van het hormoonstelsel
1 / 30
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson





Learnbeat Ziekteleer ziekten van het hormoonstelsel

Slide 1 - Slide

Wat betekent ''Diabetes Mellitus''?
A
Stroperige doorstroming
B
Mierzoete doorstroming
C
honingzoete stroperigheid
D
honingzoete doorstroming

Slide 2 - Quiz

Diabetes Mellitus
  • Al 1,2 miljoen Nederlanders hebben diabetes en elke week komen daar 1.000 bij

  • 1 op de 14 Nederlanders 

  • Van de gediagnosticeerde diabetespatiënten heeft 9% type  1

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Alvleesklier

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Type 1 en type 2
Bij mensen met diabetes type 1 valt het afweersysteem de eilandjes aan. Geen insuline (10%)

Type 2: minder insuline aanmaak of je lichaam is ongevoelig voor insuline (90%)

Slide 7 - Slide

Gevolgen
Te kort aan insuline -> hoge bloedglucose -> cellen gaan vet verbranden ipv glucose -> gifstoffen komen vrij (aceton) -> hersencellen schakelen niet over op vetcellen -> hersencellen werken onvoldoende -> suf en verward -> coma.

Slide 8 - Slide

Symptomen
plassen
dorst
afvallen
acetonadem
misselijk/moe

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Twijfel?
Hypo of hyper

altijd handelen als hypo.

Als je een zorgvrager met een hypo insuline geeft, kan hij hieraan overlijden. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Glucose waarden nuchter
Nuchter prikken (8 uur geen eten)
  • Onder de 6,1 mmol/l - geen diabetes
  • Tussen de 6,1 en 6,9 mmol/l - voorstadium van diabetes
  • Boven de 6,9 mmol/l - diabetes

Slide 13 - Slide

Glucose waarden niet nuchter
  • Onder de 7,8 mmol/l - geen diabetes
  • Tussen de 7,8 en 11 mmol/l - geen oordeel mogelijk
  • Boven de 11 mmol/l - diabetes

2 keer 7 mmol/l
1 keer 11 mmol/l

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Behandeling
  • Genezing (nog) niet mogelijk!

  • Gezond eten
  • Behandeling met medicijnen
  • Behandeling met insuline
  • kunst alvleesklier

Slide 16 - Slide

Medicijnen
Orale bloedglucoseverlagende middelen
(Metformine of gliclazide)



Tabletten bij type-2-diabetes (ouderdomsdiabetes). 
Deze middelen stimuleren de alvleesklier om meer insuline te maken of maken de andere organen gevoeliger voor de werking van insuline. 
Hierdoor zal de hoeveelheid glucose in het bloed dalen.

Slide 17 - Slide

Insuline
 Bij type-1-diabetes, ook wel insulineafhankelijke diabetes genoemd. Soms is het bij mensen met type-2-diabetes ook nodig om insuline te gebruiken.

Insuline valt onder te verdelen in: kortwerkend, middellangwerkend, langwerkend en combinaties hiervan. Ook de plaats van de injectie bepaalt hoe lang het duurt voor insuline zal werken.

Slide 18 - Slide

Welke spuitplaatsen zijn er om insuline te injecteren?

Slide 19 - Open question

Plaats van injecteren
De plaats van de injectie bepaalt hoe lang het duurt voor insuline zal werken
  •  buik (snel)
  • bovenarm (normaal)
  • bovenbeen (langzaam)
  • bil (langzaam)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Welke vorm van diabetes krijg je op oudere leeftijd
A
Diabetes Type 1
B
Diabetes Type 2

Slide 22 - Quiz

Welk type diabetes is insuline afhankelijk
A
Diabetes Type 1
B
Diabetes Type 2

Slide 23 - Quiz

Waar wordt glucose opgeslagen als je lichaam het niet direct nodig heeft?
A
Alvleesklier
B
Lever
C
Maag
D
Galblaas

Slide 24 - Quiz

Welk orgaan maakt insuline aan?
A
Lever
B
Galblaas
C
Nieren
D
Alvleesklier

Slide 25 - Quiz

Is diabetes te genezen
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quiz

Gaan de volgende krantenkoppen over diabetes type 1 of type 2?

Diabetes type 1
Diabetes type 2
Nieuwe uitvinding voor kinderen met diabetes: bloedsuiker meten zonder prikken.
Kwartier bewegen per dag verlaagt risico op diabetes.
Meer mensen met diabetes door stijging van de gemiddelde leeftijd. 
Paar kilo afvallen zorgt al voor lager risico op diabetes.

Slide 27 - Drag question

Hoeveelheid suiker in het bloed
Hormoon dat ervoor zorgt dat glucose wordt omgezet in glycogeen
Ziekte door problemen bij de productie van en/of reactie op insuline
Belangrijkste suiker in het bloed
Hormoon dat glycogeen wordt omgezet in glucose
glucosegehalte
insuline
diabetes
glucose
glucagon

Slide 28 - Drag question

Patiënt X heeft een bloedsuiker van 3,3 mmol. Wat doe je?
A
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je dient extra insuline toe.
B
Patiënt X heeft een hypoglycemie. Je dient extra insuline toe.
C
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je geeft je patiënt snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro-pil
D
patiënt X heeft een hypoglycemie. Je geeft je patiënt snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro-pil.

Slide 29 - Quiz

Huiswerk
1.Hoe handel je(EHBO) bij een cliënt met een hypo
2.Hoe handel je (EHBO) bij een cliënt met een hyper
3.Hoe komt het dat er al kinderen zijn met type 2 diabetes?
4. Noem de meest (min 5) voorkomende complicaties bij mensen met diabetes en leg uit waar jij als VZ-IG op moet letten


Slide 30 - Slide