4 Aeneis II, 62-190.

1 / 14
next
Slide 1: Video
LatijnSecundair onderwijs

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Waar haalden deze ridders de inspiratie voor deze list?

Slide 2 - Open question

Waarover zal de les vandaag gaan?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Video

Opdracht
Los de bookwidget op.
Hierop worden jullie beoordeeld.

Jullie vinden de tekst ook in jullie werkboek. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Lang geleden in het tweede jaar lazen we een tekst over Laocoön. Wat weet je nog over hem?

Slide 7 - Mind map

Laocoön
"Equo ne credite, Teucri.
Quidquid id est,
timeo Danaos
et dona ferentes."

Slide 8 - Slide

Aeneis II, 44-56.

Daar daalt als voorste van een groot gezelschap dat hem volgt
Laocoön in boze haast de trappen van de burcht af
en schreeuwt hun toe: “Dit is toch dwaasheid! Ongelukkig volk!
Geloven jullie dat de vijand weg is? Denken jullie
dat ooit een Grieks geschenk niet vals is? Ken Odysseus toch!

Slide 9 - Slide

Aeneïs II, 44-56.

Ofwel dit houten paard verbergt vanbinnen heel wat Grieken
of 't is een aanvalswapen tegen onze muren om
de huizen te begluren en de stad van bovenaf
te treffen, zo'n soort list. Geloof niet in dat paard, Trojanen!
Wat het ook is, ik vrees de Grieken, juist als zij iets schenken.”

Slide 10 - Slide

Aeneïs II, 44-56.
Na deze woorden stoot hij met veel kracht zijn lange speer
recht in de flank, recht in het wijdgebogen buikgeraamte
van 't paard. Het wapen blijft er trillend steken, uit de buik
weerklinkt een dreun, het diepe binnenste begint te kermen.
En als nu 's hemels wil, als ons begrip maar niet zo dwars
geweest was, had ons zwaard die Griekse schuilplaats wel doen bloeden, dan stond ons Troje, stad van Priamus, nog overeind!

Slide 11 - Slide

Aeneïs II, 57-69.
Maar zie: op dat moment wordt ook een man, met op de rug
geboeide handen, door luid joelende Trojaanse herders
naar Priamus gesleept. Hij had opzettelijk hun pad
gekruist als vreemdeling, juist hierom, want dan kon hij Troje 
ontsluiten voor de Grieken, vol vertrouwen in zichzelf en
dubbel bereid: tot listig spel en tot een wisse dood.

Slide 12 - Slide

Aeneïs II, 57-69.
Van alle kanten stroomt de jeugd van Troje toe, nieuwsgierig
naar die gevangene, en maakt hem mikpunt van haar spot.
Luister nu goed: die list der Grieken, ja, die ene valsheid
spreekt voor hen allemaal.
Toen hij, een Griek, dus ongewapend middenin die drukte
daar stond en het gedrang van de Trojanen overzag,
riep hij:

Slide 13 - Slide

Het verhaal van Sinon
“Heu, quae nunc tellus,” inquit, “quae me aequora possunt
accipere? Aut quid iam misero mihi denique restat,
cui neque apud Danaos usquam locus, et super ipsi
Dardanidae infensi poenas cum sanguine poscunt?”
Quo gemitu conversi animi compressus et omnis
impetus. Hortamur fari quo sanguine cretus,
quidve ferat; memoret quae sit fiducia capto.

Slide 14 - Slide