Lezen H5

l
Goedemorgen klas 1C
Vandaag...
- Lezen H5

Maak de startopdracht in stilte. Leg je spullen op de hoek van de tafel: lesboek, etui, wisbordje, schrift.

Leg je schrijfopdracht op de hoek van de tafel.



timer
15:00
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

l
Goedemorgen klas 1C
Vandaag...
- Lezen H5

Maak de startopdracht in stilte. Leg je spullen op de hoek van de tafel: lesboek, etui, wisbordje, schrift.

Leg je schrijfopdracht op de hoek van de tafel.



timer
15:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Doel: ik kan uitleggen wat de verschillende tekstdoelen zijn

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vandaag:
  • Uitleg lezen H5
  • Oefenen met wisbordje
  • Keuzemenu
  • Schoolwerk

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

De schrijver van een tekst wil bij de lezer iets bereiken: doel

Bijvoorbeeld; iets uitleggen, je vermaken, 
Tekstdoelen

Slide 4 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
  • Informeren
  • Iets leren of uitleggen (instrueren)
  • Iets laten doen (activeren)
  • Een mening geven (overtuigen)
  • Vermaken (amuseren)
tekstdoelen

Slide 5 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.


De schrijver wil
: dat je iets te weten komt.
Voorbeelden: krantenbericht, verslag van een sportwedstrijd.
Informeren

Slide 6 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.



De schrijver wil
: dat je weet hoe je iets moet doen.
Voorbeelden: hoofdstuk uit een leerboek, recept, gebruiksaanwijzing
instrueren

Slide 7 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
De schrijver wil: je overhalen iets te doen
Voorbeelden: reclametekst, uitnodiging, advertentie
activeren

Slide 8 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.



De schrijver wil
: dat je zijn mening overneemt.
Voorbeelden: bespreking/recensie van een film of boek
overtuigen

Slide 9 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.


De schrijver wil
: je vermaken.
Voorbeelden: verhaal, strip
amuseren

Slide 10 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Pak je wisbordje!

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel past bij de tekst?
A
overtuigen
B
informeren
C
amuseren
D
instrueren

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel past bij de tekst?
A
instrueren
B
informeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel past bij deze tekst?
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
instrueren

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
overtuigen
B
informeren
C
amuseren
D
instrueren

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel hoort bij de tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
instrueren

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
instrueren
B
informeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
overtuigen
B
amuseren
C
instrueren
D
informeren

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
instrueren
D
amuseren

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Keuzemenu
  • Je maakt opdracht 2 en 4 op blz. 118 en 119 (dit is je huiswerk)
  • Opdracht bij de tekst op het bureau (ook huiswerk)
  • Afmaken puzzel startopdracht
Je werkt in stilte en alleen
Klaar? Lezen uit je leesboek
timer
20:00

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Schoolwerk. Pak je agenda!
Vrijdag: 
opdracht 2 en 4 op blz. 118 en 119 
Opdracht bij de tekst op het bureau

Slide 29 - Slide

This item has no instructions