Schooltaalwoorden les 4, oefening 2

• NL
• Secondary Education

Schooltaalwoorden les 4, oefening 2

• herhaling van de betekenis van schooltaalwoorden
  
• schooltaalwoorden invullen in de correcte zin
  
• werkwoorden correct vervoegen
  
• betekenis verbinden met een afbeelding

Open Vragen

Bij de volgende vragen moet je telkens de juiste vervoeging van het werkwoord invullen. Er staat aangegeven welk werkwoord en in welke tijd.

Hoe ....................... (formuleren) jij dat op zijn rapport

Ik .................. (raadplegen, verleden tijd) het internet voor de handleiding van de TV.

De Eiffeltoren werd in 1887 ...................... (construeren - voltooid deelwoord)

Die brief werd verkeerd bezorgd, hij is voor de buren .................... (bestemmen, voltooid deelwoord)

Het meisje ............... (functioneren - tegenwoordige tijd) niet zo goed in de groep.

Waarover .................... (verschillen - verleden tijd) jullie van mening?

Hoe zou jij een regenboog ....................... (omschrijven, tegenwoordige tijd)?

Hij ............... (verrichten, verleden tijd) heel wat werk alleen thuis.

De dokter ................... (argumenteren, tegenwoordige tijd) zijn beslissing.

De leraar .................. (concluderen, verleden tijd) dat het tijd was voor een herhaling.

.......... dat eens .......... (uitleggen, tegenwoordige tijd) zei mama boos.

De dief .................. (verklaren, verleden tijd) een alibi te hebben voor de dag van de inbraak.