Terugblik H3 werkloos

Terugblik H3
1 / 38
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Terugblik H3

Slide 1 - Slide

Wanneer is er sprake van een krappe arbeidsmarkt?
A
Veel vacatures, veel werknemers
B
Veel vacatures, weinig werknemers
C
Weinig vacatures, veel werknemers
D
Weinig vacatures, weinig werknemers

Slide 2 - Quiz

Bij een ruime arbeidsmarkt is er sprake van:
A
hogere lonen
B
meer werkloosheid
C
veel vraag en weinig aanbod van arbeid

Slide 3 - Quiz

De ___________________ naar arbeid en het aanbod van arbeid noem je samen de

___________________ . 

Je spreekt van een  ___________________ arbeidsmarkt als het ___________________ 

groter is dan de vraag naar arbeid. 

Is het aanbod van arbeid kleiner dan de vraag naar arbeid dan spreek je van een 

 ___________________  arbeidsmarkt.
Arbeidsmarkt
Krappe
Ruime
Aanbod
Vraag

Slide 4 - Drag question

Hans is net klaar met school en is druk aan het solliciteren voor een baan. Helaas heeft hij nog geen baan gevonden.
Van welke soort werkloosheid is hier spraken?
A
Seizoenswerkloosheid
B
Frictiewerkloosheid
C
Regionale werkloosheid
D
Structurele werkloosheid

Slide 5 - Quiz

Er zijn altijd vacatures voor artsen in ziekenhuizen. Er zijn maar weinig mensen die reageren op deze vacatures terwijl er heel veel mensen werkloos zijn. Van welke soort werkloosheid is hier sprake?
A
Seizoenswerkloosheid
B
Frictiewerkloosheid
C
Regionale werkloosheid
D
Structurele werkloosheid

Slide 6 - Quiz

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"Jaap komt net van school"
A
frictie werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 7 - Quiz

Door goedkopere producten te produceren verslechter je de internationale concurrentiepositie
A
Eens
B
Oneens

Slide 8 - Quiz

Er zijn verschillende soorten werkloosheid. Kies de juiste omschrijving bij de juiste soort werkloosheid
Werkloosheid die ontstaat door blijvende veranderingen.
Werkloosheid als gevolg van dalende bestedingen
Werkloosheid die in een bepaald gebied hoger is
Werkloosheid vanwege de tijd die het kost om te solliciteren
Werkloosheid omdat er maar een deel van het jaar werk is
Werklozen die zich hebben ingeschreven bij het UWV
Werklozen die zich niet hebben ingeschreven bij het UWV
Structurele werkloosheid
Conjuncturele werkloosheid
Regionale werkloosheid
Frictie werkloosheid
Seizoenswerkloosheid
Geregistreerde werkloosheid
Verborgen werkloosheid

Slide 9 - Drag question

Een bedrijfseigenaar vindt dat de arbeidsproductiviteit van zijn werknemers omhoog moet. Hierdoor kan de kostprijs van zijn product omlaag.

Welke antwoord geeft een verklaring waarom een hogere arbeidsproductiviteit leidt tot een lagere kostprijs.
A
De (loon)kosten per product worden lager
B
De (loon)kosten per product worden hoger
C
Er kan meer geproduceerd worden
D
Er kan minder geproduceerd worden

Slide 10 - Quiz

Door te investeren in onderwijs kan de arbeidsproductiviteit in Nederland ...(1)...
Nederland kan daardoor producten tegen een ...(2).... kostprijs produceren. 
Hierdoor …(3)…  de internationale concurrentiepositie van Nederland.

dalen
stijgen
hogere
lagere
verslechtert
verbetert

Slide 11 - Drag question

Als personeel meer loon eisen dan zal de concurrentiepositie ....
A
verbeteren
B
verslechteren
C
gelijk blijven

Slide 12 - Quiz

Welke soorten werkloosheid zijn er? Probeer ze allemaal te noemen.

Slide 13 - Open question

Wat kan de overheid doen om het aantal werklozen te verminderen?

Slide 14 - Open question

Twee stellingen over de internationale concurrentiepositie van een land
I: de internationale concurrentiepositie verbetert als de arbeidsproductiviteit toeneemt.
II: de internationale concurrentiepositie verbetert als de infrastructuur van het land verbetert.
A
Stelling I is juist en stelling II onjuist
B
Stelling I is onjuist en stelling II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 15 - Quiz

0

Slide 16 - Video

de arbeidsmarkt - aanbod
Het aanbod van arbeid is hetzelfde als de beroepsbevolking.

Aanbod van arbeid = mensen die zich aanbieden om te werken

Dat is iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die wil werken.

De beroepsbevolking bestaat uit de werkzame beroepsbevolking en de werkloze beroepsbevolking











Slide 17 - Slide

De arbeidsmarkt - vraag
De vraag naar arbeid komt van de werkgevers. ​



De vraag naar arbeid is hetzelfde als de werkgelegenheid: alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid.​



De werkgelegenheid neemt toe als bedrijven meer producten verkopen.​











Slide 18 - Slide

arbeidskrachten
werkgelegenheid 
arbeidsplaatsen 
werkgevers
beroepsbevolking
werknemers
vacatures
werkzoekende
Aanbod van arbeid
Vraag naar arbeid

Slide 19 - Drag question

Beroepsbevolking
  • Dat is iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werk zoekt.


  • De beroepsbevolking bestaat uit de werkzame beroepsbevolking: alle werknemers en mensen die voor zichzelf werken

  • werkloze beroepsbevolking: alle mensen die werk zoeken


Slide 20 - Slide

Daling werkgelegenheid
De werkgelegenheid kan afnemen door bijvoorbeeld:​



  • Mechanisatie​:  het vervangen van de spierkracht, de mens blijft nog het denkwerk doen.


  • Automatisering: is als je de computer (machine) ook denk, regel, sorteer, besliswerk laat doen.

Slide 21 - Slide

Daling werkgelegenheid
Door technologische ontwikkelingen wordt de arbeidsproductiviteit verhoogd. ​



Het werk kan gedaan worden door minder mensen en is daardoor minder arbeidsintensief. ​ 


De bedrijfstijd, oftewel het aantal uren dat een bedrijf produceert, gaat omhoog.​

De werkgelegenheid gaat juist omlaag. ​

->  je hebt minder mensen nodig voor hetzelfde werk!​

Slide 22 - Slide

Stijging werkgelegenheid
Als de productie stijgt, ontstaat er meer vraag naar arbeid en neemt de werkgelegenheid toe.​

De werkgelegenheid kan ook toenemen omdat er door ontwikkelingen op de arbeidsmarkt nieuwe beroepen ontstaan.

Slide 23 - Slide

meer vraag naar arbeid
automatisering
Mechanisatie
minder mensen nodig
nieuwe beroepen ontstaan
werkgelegenheid neemt toe
technologische ontwikkelingen
nie
Stijging werkgelegenheid
Daling werkgelegenheid

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Slide




Bereken voor de primaire sector de procentuele toename of afname van het aantal werkzame personen. Gebruik bij je berekeningen de cijfers uit 1995 en 2014

Formule: (nieuw - oud) : oud x 100

Slide 26 - Open question

Krappe arbeidsmarkt

Als de vraag naar personeel groter is dan het aanbod, is er een krappe arbeidsmarkt of schaarste. ​



Dus bedrijven hebben meer mensen nodig, maar die zijn er eigenlijk niet!

Slide 27 - Slide

Gevolgen krappe arbeidsmarkt
In een krappe arbeidsmarkt stijgen de lonen vaak. ​



Voor de werknemers is dat prettig, maar arbeid wordt dan wel duur voor de werkgevers, waardoor ze bijvoorbeeld minder snel personeel aannemen. ​



Ook leiden hogere loonkosten tot duurdere producten, waardoor de lonen verder omhoog moeten. Je noemt dit ook wel de loon/prijsspiraal.

Slide 28 - Slide

Ruime arbeidsmarkt

Het tegenovergestelde daarvan is een ruime arbeidsmarkt. Er is dan weinig vraag naar personeel. ​



Als het aanbod van personeel groter is dan de vraag, ontstaat werkloosheid.

Slide 29 - Slide

Wat is het verschil tussen een ruime en een krappe arbeidsmarkt?

Slide 30 - Open question

Werkloosheid
Mensen die geen werk hebben en op zoek zijn naar een baan, kunnen zich inschrijven bij het UWV. Alle werklozen die staan ingeschreven bij het UWV vormen de geregistreerde werkloosheid. ​



Mensen die wel op zoek zijn naar een baan maar zich niet inschrijven bij het UWV, vormen de verborgen werkloosheid.​

Slide 31 - Slide

Jay is werkloos en staat geregistreerd bij het UWV. Hij is..............
A
verborgen werkloos
B
geregistreerd werkloos

Slide 32 - Quiz

Simone is huismoeder, krijgt geen uitkering en is op zoek naar werk. Ze is niet bekend bij het UWV. Zij is........
A
Verborgen werkloos
B
Geregistreerd werkloos

Slide 33 - Quiz

UWV
Het UWV is een overheidsinstelling.​


De taken van het UWV zijn:​
  • Helpen bij het vinden van een baan door verwijzing naar werkgevers en omscholing. ​
  • Beoordelen of je recht hebt op een werkloosheidsuitkering. ​
  • Zorgen voor registratie van het aantal werklozen.​

Slide 34 - Slide

Charlotte heeft tien jaar bij een bedrijf in het buitenland gewerkt. Terug in Nederland kan ze niet direct een baan vinden. Charlotte vindt inschrijven bij het UWV onzin. Ze heeft geen recht op een uitkering.

1. Is Charlotte geregistreerd of verborgen werkloos?
2. Geef een argument waarom het voor Charlotte toch verstandig is om zich in te schrijven bij het UWV.

Slide 35 - Open question

Gevolgen werkloosheid
De gevolgen van werkloosheid zijn groot. ​
  • Je verliest je (een deel van) je inkomen. ​
  • Je mist de contacten die je had door je werk. ​
  • Je wordt misschien onzeker of je nog wel nieuw werk zult vinden. Je kunt je nutteloos gaan voelen.​
  • Door hoge werkloosheid kan er sociale onrust ontstaan. ​

Werkloosheid kost de samenleving geld, want voor de uitkeringen zoals de WW en de Bijstand betalen we sociale premies en belastingen.

Slide 36 - Slide

Vul de juiste woorden in.


De vraag naar arbeid is de                                Het aanbod van werk komt van de                               .De werkgelegenheid wordt berekend in voltijdbanen, dit wordt afgekort met                           . Als er meer aanbod dan vraag is, dan is er                           Werklozen die zich hebben ingeschreven bij het UWV, behoren tot de                                   werklozen. De werklozen die zich niet hebben inschreven behoren tot de                                 werklozen. 
werkgelegenheid
beroepsbevolking
FTE
werkloosheid
geregistreerde
verborgen

Slide 37 - Drag question

Slide 38 - Video