A2 - spelling

A2 - spelling
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

A2 - spelling

Slide 1 - Slide

Schrijf de volgende zin juist over:

marieke en hilde gaan vrijdagmiddag in amsterdam winkelen in de kalverstraat

Slide 2 - Open question

Een zin eindigt altijd met een punt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Is het late night show, of latenightshow?
A
Late night show
B
Latenightshow

Slide 4 - Quiz

Wat is de functie van de leestekens bij déjà vu?

Slide 5 - Open question

Morgen is de (diploma uitreiking).

Schrijf het woord tussen haakjes goed.

Slide 6 - Open question

Wanneer gebruik je het koppelteken niet?
A
Bij een klinkerbotsing
B
bij een woord+afkorting
C
Bij een heel lang woord
D
Bij een getal+woord

Slide 7 - Quiz

Schrijf de zin juist over. Maak gebruik van het weglatingsstreepje.

Ik ga kinderkleding en kinderschoenen kopen.

Slide 8 - Open question

De Bijlmer ligt in:
A
Amsterdam zuidoost
B
Amsterdam zuid oost
C
Amsterdam-Zuidoost
D
Amsterdam-zuidoost

Slide 9 - Quiz

Die donkere bril die je in de zomer op je hoofd hebt heet een:

Slide 10 - Open question

Wat is het verschil tussen een langeafstandsloper en een lange afstandsloper?

Slide 11 - Open question

Slaap lekker, loop door, veel succes.

Dit zijn voorbeelden van:
A
Gebiedende wijs
B
Aanvoegende wijs

Slide 12 - Quiz

Michael Schumacher (racen) vroeger voor Ferrari
A
racede
B
racete
C
raceden
D
raceten

Slide 13 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
A
Zin in andere tijd zetten
B
De tijdproef
C
De werkwoorden veranderen van tijd
D
VT omzetten naar TT of andersom

Slide 14 - Quiz

Noteer de persoonsvorm(en)

Richard brengt morgen zijn scooter en zijn fiets naar de fietsenmaker.

Slide 15 - Open question

Noteer de persoonsvorm(en):

Rosanne is van de trap gevallen, daardoor loopt ze met krukken.

Slide 16 - Open question