De zeearend moet blijven! Voorbereiding op de DT

De zeearend moet blijven! Voorbereiding op de DT1
1 / 23
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 23 slides, with text slides.

Items in this lesson

De zeearend moet blijven! Voorbereiding op de DT1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vooraf
  • Lees de inleidende tekst globaal
  • Lees de vraag
  • Wat wordt er gevraagd?
  • Hoeveel punten?
  • Meerkeuze, open?
  • Wat is het 'doewoord' ?
  • Wat wordt er gevraagd?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Tijdens
  • Welke begrippen?
  • WWWH-vragen stellen
  • Welke verwijzingen zijn er?
  • Waar verwijzen de verwijswoorden naar?


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking
  • Begin je antwoord indien mogelijk met de verwijzing
  • Heb je uitleg gegeven? of is dat niet nodig?
  • Is je antwoord een hele zin?
  • Bevat je antwoord het antwoord op de vraag?
  • Is je antwoord compleet?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Vraag 1
Soort vraag?
Welke begrippen?
WWWH vragen?
Verwijswoorden?

Slide 5 - Slide

B
Vraag 2
Soort vraag? Uitleg gevraagd?
Welke begrippen?
WWWH vragen?
Verwijswoorden?

Slide 6 - Slide

maximumscore 1
voorbeelden van een juist antwoord:
 De zeearend is op eigen kracht naar Nederland gekomen.
 De zeearend is zonder hulp van de mens hier gekomen.
 Het is een gevolg van migratie.
 Hij komt hier van nature voor.
 De zeearend was hier eerder al uitgestorven.
Vraag 3
Soort vraag? Uitleg gevraagd?
Welke begrippen?
WWWH vragen?
Verwijswoorden?

Slide 7 - Slide

Uit het antwoord moet blijken dat
• de insecticiden niet worden afgebroken door organismen, / de
insecticiden zich ophopen in organismen, / de insecticiden
accumuleren in organismen,
• (waardoor) de concentratie insecticiden in hogere trofische niveaus
toeneemt. / in de voedselketen toeneemt.
of
• (waardoor) de zeearend, die hoger in de voedselketen staat (dan
insectenetende vogels) insecticiden in hogere concentraties in zijn
lichaam opbouwt.
Opmerking
Als de kandidaat antwoordt dat insecticiden accumuleren in de
voedselketen, het tweede scorepunt toekennen.
Vraag 4
Soort vraag? Uitleg gevraagd?
Welke begrippen?
WWWH vragen?
Verwijswoorden?

Slide 8 - Slide

Niet, broedparen (ten minste 2)
Niet, geen J-curve
Niet, Kuiken zijn geen broedparen
Vraag 5
Soort vraag? Uitleg gevraagd?
Welke begrippen?
WWWH vragen?
Verwijswoorden?

Slide 9 - Slide

Uit het antwoord moet blijken dat
• hierdoor de genetische variatie (van de nakomelingen) groter wordt, /
de kans op inteelt kleiner wordt,
• (waardoor) de populatie zeearenden beter bestand is tegen
verandering van milieufactoren. / (waardoor) de kans op (recessief)
overervende aandoeningen kleiner is.
Opmerking
Als de kandidaat antwoord geeft aan de hand van een specifiek voorbeeld,
scorepunten toekennen naar analogie met het correctievoorschrift. 
Vraag 6
Soort vraag? Uitleg gevraagd?
Welke begrippen?
WWWH vragen?
Verwijswoorden?

Slide 10 - Slide

voorbeelden van een juist antwoord:
 De eieren vallen door de harde wind uit het nest.
 De jonge zeearenden drogen uit door hitte.
 De kuikens worden te koud door te veel regen.
Opmerking
Het antwoord moet een abiotische factor én een toelichting voor een lager
broedsucces bevatten. 
Vraag 7
Soort vraag? Uitleg gevraagd?
Welke begrippen?
WWWH vragen?
Verwijswoorden?

Slide 11 - Slide

DNA-analyse / DNA-onderzoek / bepaling van het karyotype/karyogram /
aantonen van de geslachtschromosomen
Opmerking
Als een kandidaat het bepalen van de aan- of afwezigheid van het
Y-chromosoom noemt, het scorepunt toekennen. 
Vraag 8
Soort vraag? Uitleg gevraagd?
Welke begrippen?
WWWH vragen?
Verwijswoorden?

Slide 12 - Slide

methode 1, met als verklaring dat er geen overlap is tussen de waardes
van de vrouwtjes en de mannetjes
Vraag 9
Soort vraag? Uitleg gevraagd?
Welke begrippen?
WWWH vragen?
Verwijswoorden?

Slide 13 - Slide

voorbeelden van een juist antwoord:
 De zeearend is afhankelijk van de populier, terwijl de bever ook andere
bomen kan eten.
 Er zijn al heel veel bevers in De Biesbosch.
 Er zijn weinig andere soorten toppredatoren.
 De populatie zeearenden is nog maar klein. 
Vraag 10
Soort vraag? Uitleg gevraagd?
Welke begrippen?
WWWH vragen?
Verwijswoorden?

Slide 14 - Slide

voorbeelden van een juist antwoord:
 De zeearend heeft voordeel; de populier heeft geen voordeel of
nadeel.
 Het maakt voor de populier niet uit dat de zeearend erin nestelt.
Opmerking
Uit het antwoord moet voordeel voor de zeearend blijken, evenals het
ontbreken van voordeel én nadeel voor de populier. 
Eendenkroos

Slide 15 - Slide

voorbeelden van een juist antwoord:
 De zeearend heeft voordeel; de populier heeft geen voordeel of
nadeel.
 Het maakt voor de populier niet uit dat de zeearend erin nestelt.
Opmerking
Uit het antwoord moet voordeel voor de zeearend blijken, evenals het
ontbreken van voordeel én nadeel voor de populier. 
Vooraf
  • Lees de inleidende tekst globaal
  • Lees de vraag
  • Wat wordt er gevraagd?
  • Hoeveel punten?
  • Meerkeuze, open?
  • Wat is het 'doewoord' ?
  • Wat wordt er gevraagd?

Slide 16 - Slide

voorbeelden van een juist antwoord:
 De zeearend heeft voordeel; de populier heeft geen voordeel of
nadeel.
 Het maakt voor de populier niet uit dat de zeearend erin nestelt.
Opmerking
Uit het antwoord moet voordeel voor de zeearend blijken, evenals het
ontbreken van voordeel én nadeel voor de populier. 
Tijdens
  • Welke begrippen?
  • WWWH-vragen stellen
  • Welke verwijzingen zijn er?
  • Waar verwijzen de verwijswoorden naar?

Slide 17 - Slide

voorbeelden van een juist antwoord:
 De zeearend heeft voordeel; de populier heeft geen voordeel of
nadeel.
 Het maakt voor de populier niet uit dat de zeearend erin nestelt.
Opmerking
Uit het antwoord moet voordeel voor de zeearend blijken, evenals het
ontbreken van voordeel én nadeel voor de populier. 
Uitwerking
  • Begin je antwoord indien mogelijk met de verwijzing
  • Heb je uitleg gegeven? of is dat niet nodig?
  • Is je antwoord een hele zin?
  • Bevat je antwoord het antwoord op de vraag?
  • Is je antwoord compleet?

Slide 18 - Slide

voorbeelden van een juist antwoord:
 De zeearend heeft voordeel; de populier heeft geen voordeel of
nadeel.
 Het maakt voor de populier niet uit dat de zeearend erin nestelt.
Opmerking
Uit het antwoord moet voordeel voor de zeearend blijken, evenals het
ontbreken van voordeel én nadeel voor de populier. 
Vraag 18 en 19
Werk zelfstandig het 'rijtje' af.

timer
5:00

Slide 19 - Slide

B
maximumscore 2
1 geslachtelijk(e voortplanting)
2 ongeslachtelijk(e voortplanting)
3 geslachtelijk(e voortplanting) 
Vraag 20 en 21
Werk zelfstandig het 'rijtje' af.

timer
5:00

Slide 20 - Slide

maximumscore 1
2 – 3 – 4 – 1

maximumscore 2
1 geen
2 wel
3 wel
4 wel 
Vraag 22
Werk zelfstandig het 'rijtje' af.

timer
3:00

Slide 21 - Slide

voorbeelden van een juist antwoord:
 temperatuur (van de lucht / van het water)
 (hoeveelheid) licht
 pH van het water
 grootte van de kweekbak
Opmerking
Aan het antwoord (hoeveelheid) water, het scorepunt toekennen. 
Vraag 23  (24 niet)
Werk zelfstandig het 'rijtje' af.

timer
5:00

Slide 22 - Slide

dissimilatie/verbranding/warmteverlies 
Vraag 25
Werk zelfstandig het 'rijtje' af.

timer
5:00

Slide 23 - Slide

 Bij verticale landbouw is er geen uitspoeling van meststoffen.
 laag waterverbruik mogelijk
 minder bestrijdingsmiddelen nodig
 minder last van dieren, zoals slakken, die van de planten eten
 minder grote machines nodig die fossiele brandstoffen gebruiken
 minder stikstofbelasting van natuurgebieden
 Er is minder transport nodig omdat de bedrijven dicht bij de
consumenten kunnen staan.