H4 Nederlands P1

H4 Nederlands P1
1 / 204
next
Slide 1: Slide
Other languagesSecondary Education

This lesson contains 204 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H4 Nederlands P1

Slide 1 - Slide

Deze les 
presentie
inhoud Nederlands H4
inhoud Nederlands P1
woordenschat blok 1

Slide 2 - Slide

Nederlands H4
P1 woordenschat en leesvaardigheid blok 1 en 2 (TW1)
P2 literatuur/literaire begrippen (Laagland deel A) (TW2)
P3 taalverzorging (TW3)
P4 argumentatieve vaardigheden (TW4)
      mondeling taalvaardigheid (literaire competentie)
      hiervoor moet je vier boeken lezen. Hierover snel meer info.
Je krijgt dus in totaal vijf cijfers.

Slide 3 - Slide

presentie
Te laat =  als de deur dicht is. 

Slide 4 - Slide

Meenemen in de les
Boek Op Niveau
Laagland deel A in P2, Laagland deel B H5
schrift

We maken niet vaak gebruik van de laptop, maar het komt wel voor. Ik ga ervan uit dat jullie deze altijd (opgeladen) mee hebben in de les. 


Slide 5 - Slide

Wat als je je spullen niet mee hebt?
Spullen niet mee/huiswerk niet af -> uur nakomen.

Het kan voorkomen dat je (een deel van) de les in de ZWR aan het werk gezet wordt met een andere opdracht. 

Slide 6 - Slide

Nederlands P1
Woordenschat en leesvaardigheid blok 1 en 2

Dit is in principe herhaling van jaar 1, 2, 3. We gaan wel veel dieper in op de stof. 


Slide 7 - Slide

Nederlands P1
Woordenschat en leesvaardigheid blok 1 en 2

Voor de toetsweek...
"Leren voor de toets? Het is toch Nederlands, daar heb ik nog nooit voor geleerd en kwam er altijd mee weg."


Slide 8 - Slide

Nederlands P1
Woordenschat en leesvaardigheid blok 1 en 2

Na de toetsweek...
"Ik heb een 4 voor Nederlands, hoe kan dat?"



Slide 9 - Slide

Hoe dan wel?
Opdrachten SERIEUS maken in de les, wat niet af is thuis. 
Opdrachten GOED nakijken en leren van de fouten.
Voor de toetsweek de theorie LEREN
Voor de toetsweek woordenschat leren.

Het is best mogelijk om een mooi cijfer te halen, maar het komt niet vanzelf!

Slide 10 - Slide

Aan de slag
Woordenschat blok 1 blz. 

Slide 11 - Slide

antwoorden opdracht 1
opinie: mening
 kwalitatieve: van goede kwaliteit
 in principe: eigenlijk, in beginsel
 wederhoor: commentaar of reactie van de tegenpartij
 beeldmanipulatie: opzettelijk veranderen of bewerken van beelden
 op het verkeerde been zetten: misleiden

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Deze les
aanwezigheid

nakijken opdracht 2
voorstellen boek: wat wij zagen
maken opdracht 3

Slide 14 - Slide

aanwezigheid

Slide 15 - Slide

nakijken opdracht 2.1

Slide 16 - Slide

wat wij zagen
  • contentmoderatoren
  • moderators
  • trust & safety medewerkers
  • community reviewers
  • online safety reviewers
  • soms ook meer technisch: content reviewers of content screeners
Hun taak is om berichten, foto’s en video’s te bekijken en te beoordelen of ze voldoen aan de regels van het platform (zoals Facebook, Instagram, TikTok). Ze filteren bijvoorbeeld haatspraak, geweld, seksueel misbruik, nepnieuws of andere verboden inhoud.

Slide 17 - Slide

maken opdracht 3.1
beroepen en omschrijvingen helemaal uitschrijven.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Deze les
Aanwezigheid
Literatuur klas 4
-wat moet je doen?
-hoe moet je dat doen?
Boekentip: Stenen eten

Slide 20 - Slide

aanwezigheid

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

literatuur H4
Leesautobiografie
4 boeken
daarbij 4 zelfgekozen opdrachten
Padlet

Slide 23 - Slide

Leesautobiografie
Kijk bij de opdrachten in de ELO
maak de Padlet aan ONTHOUD JE INLOGGEGEVENS!
zet de opdracht hier in. 

Je levert de LINK naar de Padlet in via de ELO (bij de opdrachten). 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

4 boeken
Je leest dit jaar vier boeken. Je begint bij het passende niveau. Het is de bedoeling dat je minstens één niveau groeit. Aan de hand van de verwerkingsopdrachten laat je zien dat je de verhalen hebt begrepen en dat je verder kunt naar een hoger niveau. Aan het einde van het jaar presenteer je je Padlet in de klas. Daar krijg je een cijfer voor (mondelinge taalvaardigheid).

Slide 26 - Slide

Niveau
Naar aanleiding van je leesautobiografie weet je op welk niveau je leest. Kijk op lezenvoordelijst.nl welke boeken je mag kiezen.


Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

Tip:
Lees elke periode een boek. Dan kom je aan het einde van het jaar niet in de knel. Vier boeken in een week lezen kan wel, maar doen jullie waarschijnlijk niet. Dan heb je een probleem bij de presentatie. Niet presenteren = niet naar H5

Slide 29 - Slide

Boekentips
Als het even kan elke week een boekentip. Verschillende niveaus

Slide 30 - Slide

Nu: aan het werk met de leesautobiografie

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Deze les:
Aanwezigheid
Nakijken opdracht 3
Maken opdracht 4 (samen)
Huiswerk is dat wat we niet afkrijgen van opdracht 4.

Slide 33 - Slide

aanwezigheid

Slide 34 - Slide

opdracht 3
a. marketeer: iemand die zich binnen een bedrijf bezig houdt met marketing.

Slide 35 - Slide

opdracht 3
b. systeembeheerder: iemand die zorgt voor het beheer van een computersysteem tijdens de dagelijkse bezigheden.

Slide 36 - Slide

opdracht 3
c. statisticus: iemand die inzicht probeert te verkrijgen in maatschappelijke of economische verschijnselen door gebruik te maken van cijfermateriaal

Slide 37 - Slide

opdracht 3
d. scenarioschrijver: schrijver van een draaiboek

Slide 38 - Slide

opdracht 3
e. redacteur: iemand die teksten of berichten verzamelt en bewerkt voor publicatie

Slide 39 - Slide

opdracht 3
f. publicist: iemand die stukken schrijft over actuele onderwerpen

Slide 40 - Slide

opdracht 3
g. taxateur: iemand die de waarde van goederen vaststelt

Slide 41 - Slide

opdracht 3
h. laborant: iemand die in een laboratorium werkt

Slide 42 - Slide

opdracht 3
i. interim manager: iemand die tijdelijk de functie van manager/directeur vervult

Slide 43 - Slide

opdracht 3
j. griffier: secretaris bij bepaalde colleges, bijvoorbeeld Tweede Kamer (schrijft alles op wat er besproken/besloten wordt).


Slide 44 - Slide

opdracht 3
k. accountant: iemand die de boekhouding van bedrijven en instellingen inricht, bijhoudt en controlleert.


Slide 45 - Slide

opdracht 3
l. ergotherapeut: geneeskundige die door spel, arbeid en beweging spierfuncties activeert.


Slide 46 - Slide

opdracht 3
m. art director: grafisch vormgever bij een reclamebedrijf


Slide 47 - Slide

opdracht 3
n. consulent: deskundige die op een bepaald gebied raad geeft


Slide 48 - Slide

opdracht 3
n. consulent: deskundige die op een bepaald gebied raad geeft


Slide 49 - Slide

opdracht 3
o. decorateur: iemand die versieringen voor toneel, etalages enz. ontwerpt.


Slide 50 - Slide

opdracht 3
p. anesthesist: specialist die patiënten voor een bepaalde operatie onder narcose brengt. 


Slide 51 - Slide

opdracht 4
abusievelijk - bij vergissing
anderszins - op een andere manier
krachtens - op basis van/op grond van
offreren - aanbieden
genoegzaam - genoeg
bijgevolg - dus
restitutie - teruggave

Slide 52 - Slide

opdracht 4
daar - omdat
desalniettemin - toch
teneinde - om
onverwijld - onmiddellijk
blijkens - zoals blijkt uit
uit hoofde van - op basis van/op grond van
euvel duiden - kwalijk nemen

Slide 53 - Slide

quiz
We beginnen bij de eerste zin. Gebruik ook de rest van de zin om de betekenis te 'raden'.
Kies de juiste betekenis uit de blauwgedrukte woorden onder de opdracht. LET OP DE TIJD!
Per juist antwoord: 1 punt
Schrijf het juiste antwoord ook in je schrift

Slide 54 - Slide

bordjes
bordje, stift en wisser netjes terug! kapot = nieuw kopen.

Slide 55 - Slide

scorebord
Groep 1:
Groep 2:
Groep 3:
Groep 4:
Groep 5:
Groep 6:
Groep 7:

timer
0:30

Slide 56 - Slide

huiswerk
de rest van opdracht 4

Slide 57 - Slide

wat gaan we doen
aanwezigheid
nakijken eerste deel van opdracht 1 (startopdracht)
hoe werkt het boek?
verder werken aan de startopdrachten

Slide 58 - Slide

aanwezigheid

Slide 59 - Slide

nakijken opdracht 1

Slide 60 - Slide

het boek
theorie na elk hoofdstuk, maar zoek achterin het boek bij het register op de juiste begrippen.

Dus niet gokken, maar nazoeken in de theorie.


Slide 61 - Slide

maken
Startopdracht 1 en 2

Slide 62 - Slide

Slide 63 - Slide

Deze les
padlet aanmaken
boek voorstellen - de geschiedenis van mijn seksualiteit
lezen voor de lijst
niveautest lezen voor de lijst
begin maken leesautobiografie

Slide 64 - Slide

aanwezigheid

Slide 65 - Slide

padlet aanmaken
Gebruik je leerlinggegevens! Wachtwoord en e-mailadres. Zo vergeet je je codes niet en heb jij altijd toegang tot je Padlet

ga naar: padlet.com

Slide 66 - Slide

Slide 67 - Slide

Het boek is autobiografisch, makkelijk te lezen en leert je iets over de leefwereld van een ander. Het is niveau 3. Velen van jullie kunnen dit zeker wel aan, maar als je het lezen van literatuur lastig vindt, dan is dit boek misschien (nog) niks voor jou. 

Slide 68 - Slide

Slide 69 - Link

test niveau

Slide 70 - Slide

begin maken leesautobiografie
inleveren op 7 oktober (de datum is aangepast)

Slide 71 - Slide

Slide 72 - Slide

deze les
aanwezigheid
nakijken opdracht 1
maken opdracht 2/3

Slide 73 - Slide

startopdracht 1
1 Door herhaling van woorden en woordgroepen en door overgangszinnen met een verwijzend woord te gebruiken.
2 a maar (tegenstellend), en, ook (opsommend)
 b én (opsommend), Als (voorwaardelijk), wanneer (chronologisch)
 c om te (doel-middel), omdat (reden)
 d eerst, daarna (chronologisch)
 e zo (toelichtend), als gevolg daarvan (oorzakelijk), Toch (tegenstellend)

Slide 74 - Slide

startopdracht 1
3 Drie van de volgende functies:
 onderwerp introduceren, aankondigen hoe de tekst is opgebouwd, aanleiding noemen, lezer (of luisteraar) welwillend stemmen, iets constateren
4 a retorische vraag
 b uitdagende openingszin
 c stelling, gevolgd door een vraag
 d voorbeelden
5 a oproep (of: conclusie)
 b samenvatting
 c afweging, aanbeveling (of: toekomstverwachting)

Slide 75 - Slide

startopdracht 1
6 a aanbeveling
 b conclusie
 c afweging
7 Vijf van de volgende:
 aanleiding, stelling (of: bewering), vraagstelling, constatering, hypothese (of: vermoeden), begripsomschrijving (of: definitie), conclusie, samenvatting, probleemstelling (of: gevolgtrekking), oproep

Slide 76 - Slide

startopdracht 1
6 a aanbeveling
 b conclusie
 c afweging
7 Vijf van de volgende:
 aanleiding, stelling (of: bewering), vraagstelling, constatering, hypothese (of: vermoeden), begripsomschrijving (of: definitie), conclusie, samenvatting, probleemstelling (of: gevolgtrekking), oproep

Slide 77 - Slide

Vandaag
Aanwezigheid
Opdracht 4 nakijken
Plusopdracht 5 maken

Slide 78 - Slide

aanwezigheid

Slide 79 - Slide

Opdracht 4
Vraag 1
a. zonder naam
b. helemaal hetzelfde
c. van twee culturen
d. aanzienlijk, groot

Slide 80 - Slide

Opdracht 4
Vraag 2
anoniem solliciteren


Slide 81 - Slide

Opdracht 4
vraag 4
Bijvoorbeeld: Als het aantal werknemers met een biculturele achtergrond in het middensegment substantieel toeneemt. (13 woorden)






Slide 82 - Slide

Opdracht 4
vraag 5
Met vier argumenten


Slide 83 - Slide

Opdracht 4
vraag 6
De premier is volgens de wethouder bang voor de populistische politiek.

Wat is populisme?



Slide 84 - Slide

Opdracht 4

Wat is populisme?

Populisten zetten zich af tegen de – in hun ogen – corrupte elite en claimen vertegenwoordigers te zijn van het pure volk.



Slide 85 - Slide

Opdracht 4

vraag 7
informeren: het is een krantenbericht naar aanleiding van de proef die gestart is. De auteur doet verslag van zijn interview met wethouder Rabin Baldewsingh; hij geeft geen eigen mening.





Slide 86 - Slide

Opdracht 4
vraag 8
In werkelijkheid noemen mensen snel de nationaliteit van allochtonen (of: plakken ze een etiket op). Mensen worden in hokjes gestopt.


Slide 87 - Slide

Opdracht 4
vraag 9
a: D
b: De auteur informeert de lezers van zijn tekst (die in Trouw is gepubliceerd). Hij spreekt niet één bepaalde groep aan.




Slide 88 - Slide

Opdracht 4
vraag 10
Bijvoorbeeld: een ingezonden brief / een opiniestuk / een achtergrondartikel in een krant of tijdschrift / een gesprek bij De Wereld Draait Door / een interview bij Nieuwsuur, enzovoort.





Slide 89 - Slide

Opdracht 4
vraag 10
tekstvormen
Bijvoorbeeld: een ingezonden brief / een opiniestuk / een achtergrondartikel in een krant of tijdschrift / een gesprek bij De Wereld Draait Door / een interview bij Nieuwsuur, enzovoort.





Slide 90 - Slide

Opdracht 4
vraag 10a
tekstvormen
Bijvoorbeeld: een ingezonden brief / een opiniestuk / een achtergrondartikel in een krant of tijdschrift / een gesprek bij De Wereld Draait Door / een interview bij Nieuwsuur, enzovoort.





Slide 91 - Slide

Opdracht 4
vraag 10b
Waarom lijkt je een tekst effectief? Leg uit!







Slide 92 - Slide

Opdracht 4
vraag 11
Beide teksten gaan over anoniem solliciteren / over mensen die moeilijk aan werk komen.

Slide 93 - Slide

Opdracht 4
vraag 12
Bijvoorbeeld: Tekst 5 gaat over (anoniem solliciteren van) mensen met een biculturele achtergrond (of allochtonen); tekst 6 gaat over (anoniem solliciteren van) ouderen.


Slide 94 - Slide

Opdracht 4
vraag 13
ingezonden brieven


Slide 95 - Slide

Opdracht 4
vraag 14
 a Tekst 5 is zakelijk geschreven: de mening van de auteur journalist! komt niet naar voren. Tekst 6 is persoonlijker geformuleerd, in de ik-vorm, en de mening van de schrijver is ook herkenbaar in de woordkeus (‘nog lastiger’, regel 6, ‘niet zo krampachtig’, regel 13).
 b Tekst 5 is een verslag van een interview (informerend); tekst 6 is een ingezonden brief (opiniërend, overtuigend).





Slide 96 - Slide

Plusopdracht 5
Titel: maakt lezer nieuwsgierig, geeft hints over de inhoud van de tekst. Dit kan het onderwerp of de hoofdgedachte zijn.

Tussenkopjes duiden beknopt de deelonderwerpen aan. 

Slide 97 - Slide

Plusopdracht 6
Huiswerk voor de volgende les. 

Slide 98 - Slide

Slide 99 - Slide

Deze les
aanwezigheid
nakijken plusopdracht 
woordenschat blok 2

Slide 100 - Slide

Deze les
aanwezigheid


Slide 101 - Slide

Deze les
nakijken plusopdracht 
klassikaal
verbeter de antwoorden!
kijk je werk kritisch na.



Slide 102 - Slide

vraag 1
a meeleven (met andere mensen)
 b vijandigheid (daarbij het menselijke niet meer zien van elkaar)
 c ondersteunen
 d groter wordende, groeiende
 e het verdwijnen van de nationale grenzen (dus minder op het land gericht, meer op de wereld).

Slide 103 - Slide

vraag 2
Tussenkopje 1: Experimenten
 Tussenkopje 2: Resultaat
 Tussenkopje 3: Cirkel van empathie breidt zich uit
 Tussenkopje 4: Kenmerken van empathie

Slide 104 - Slide

vraag 3
Bijvoorbeeld: Sympathiseren kun je leren: het recept voor wereldvrede? (oorspronkelijke titel)

Slide 105 - Slide

vraag 4
Elsevier is een wekelijks verschijnend opinieweekblad dat zich richt op hoger opgeleide lezers. In ‘Over Elsevier’ (www.elsevier.nl/over-elsevier) staat:
 ‘Elsevier is een opinieblad dat orde wil scheppen in de informatiechaos. En dat vooral met betrekking tot de interessevelden economie, politiek, financiën, wetenschap en cultuur. Daarbinnen wordt geselecteerd op relevantie voor de lezers. Elsevier levert een bijdrage aan opinievorming en discussie over actuele onderwerpen.’

Slide 106 - Slide

vraag 5
 a uiteenzetten 
 b De auteur geeft informatie over het ontstaan van empathie en legt uit hoe de experimenten uitgevoerd werden.

Slide 107 - Slide

vraag 6
C is goed: de andere opties geven alleen een deel van de tekst weer.

Slide 108 - Slide

vraag 7
Oorzaken (drie punten):
 – onderwijs werd gemeengoed (waardoor de kennis over en begrip voor andere volkeren en culturen toenam);
 – mondialisering;
 – reislust.

Slide 109 - Slide

vraag 8
Het boek The Better Angels of Our Nature is verschenen in 2011. Dat is best lang geleden. Je kunt je afvragen of de bewering nog wel actueel is. Er zijn inmiddels heel wat nieuwe oorlogsgebieden.

Slide 110 - Slide

vraag 9
Het lezen van fictie vergroot het inlevingsvermogen. Zie de kenmerken van empathie onder de tekst.

Slide 111 - Slide

vraag 10
In tekst 7 wordt uitgelegd hoe empathie een vreedzamere samenleving kan creëren; in tekst 8 wordt duidelijk dat empathie kan leiden tot nieuwe uitvindingen.

Slide 112 - Slide

vraag 11
 a Tekst 7.
 b In tekst 7 wordt meer uitgelegd en verklaard; dit is kenmerkend voor een uiteenzetting.

Slide 113 - Slide

vraag 12
Bijvoorbeeld: De conclusie is te algemeen: nieuwe ontwikkelingen ontstaan niet alleen uit empathie, ook uit commerciële overwegingen, omdat er nieuwe materialen samengesteld kunnen worden, enzovoort..

Slide 114 - Slide

opdracht 1 blz. 86

Slide 115 - Slide

opdracht 2 blz. 87

Slide 116 - Slide

Slide 117 - Slide

vandaag
aanwezigheid
wat te leren voor TW1?
nakijken opdracht 2 
maken opdracht 3 en 4

Slide 118 - Slide

vandaag
aanwezigheid
wat te leren voor TW1?
nakijken opdracht 2 
maken opdracht 3 en 4

Slide 119 - Slide

aanwezigheid

Slide 120 - Slide

TW1
leren:
woordenschat blok 1 en 2 (de lijsten vind je ook in StudyGo)
Lezen blok 1 en 2: blz. 53-59 en blz. 131-149

Begin op tijd met leren, het is meer dan je denkt en je hebt meer vakken waar je tijd aan moet besteden. Even doorkijken is niet voldoende.

Slide 121 - Slide

opdracht 2
https://studygo.com/nl/learn/exercise/292266203

Slide 122 - Slide

opdracht 3 en 4
huiswerk voor morgen

Slide 123 - Slide

Slide 124 - Slide

vandaag
aanwezigheid
krant en comic
nakijken opdracht 3 en 4
startopdracht 1
startopdracht 2

Slide 125 - Slide

comic

Slide 126 - Slide

deze les
nakijken 
verder werken
literatuur

Slide 127 - Slide

opdracht 2
1a. volgens het (kritische) verstand
b. Je voelt iets aan, zonder er bewust over na te denken
c.  Wat te maken heeft met hoe het hoort.
2 Twee manieren:
– directe vragen stellen
– voorbeelden geven
3a Waarom
b redengevend
4 constatering
5 tussen 2 en 3: Maar – tegenstellend
tussen 3 en 4: dus – concluderend
tussen 5 en 6: Want – redengevend
tussen 6 en 7: nog – opsommend

 

Slide 128 - Slide

tekststructuren

Een tekststructuur is de manier waarop informatie in een tekst is opgebouwd.
Veelvoorkomende tekststructuren
Opsomming → feiten of voorbeelden achter elkaar
Tijd/chronologisch → gebeurtenissen op volgorde van tijd
Tegenstelling → verschillen worden benadrukt
Uitleg/verklaring → hoe iets werkt of waarom iets zo is
Probleem-oplossing → probleem wordt beschreven, daarna oplossingen
Oorzaak-gevolg → oorzaak en gevolgen worden besproken

 

Slide 129 - Slide

hoofdstuk 2 opdracht 2
6 theorie
7 Twee manieren:
– door een overgangszin met een verwijzend woord (‘Dit’)
– met signaalwoorden (niet alleen ... maar ook: opsommend)
8 uitwerking
9 Bijvoorbeeld:
Intuïtie (of: magisch denken) wordt niet altijd gecorrigeerd door rationeel denken, maar er is nog veel onduidelijk over de samenwerking tussen de twee systemen. (21 woorden)
10 C
11 In de tekst wordt een verklaring gegeven van het feit dat mensen soms magisch denken.


Slide 130 - Slide

opdracht 3
Vraag 1
het Nederlands van een bepaalde bevolkingsgroep

Slide 131 - Slide

opdracht 3
Vraag 2
Geeft voorbeelden van etnolect
'de bonnetje'
'die feest'

Slide 132 - Slide

opdracht 3
Vraag 3
 a definitie (of: begripsomschrijving) 'wat is etnolect?'
 b aanleiding (tot het schrijven) (namelijk het boek dat uitgekomen is)


Slide 133 - Slide

opdracht 3
Vraag 4
met een overgangszin (met het verwijzend woord ‘zulk’)

Welke overgangsmanieren ken je nog?




Slide 134 - Slide

opdracht 3
Welke overgangsmanieren ken je nog?
Theorie [32]
  • herhaling van woorden/woordgroepen
  • signaalwoorden
  • signaalzinnen
  • overgangszinnen met een verwijzend woord






Slide 135 - Slide

opdracht 3
Vraag 5
een aankondigende signaalzin
: kondigt aan




Slide 136 - Slide

opdracht 3
Vraag 6
Omdat het Joods-Amsterdams veel aandacht krijgt in het besproken boek.





Slide 137 - Slide

opdracht 3
Vraag 7
door woorden te herhalen
onderzoekers/onderzochten





Slide 138 - Slide

opdracht 3
Vraag 8
Alinea 6 wordt verbonden door een overgangszin (met het verwijzende woord ‘dat’; alinea 7 door het signaalwoord ‘dus’.





Slide 139 - Slide

opdracht 3
Vraag 9
Een register is een spreekstijl die je gebruikt in een bepaalde situatie.







Slide 140 - Slide

opdracht 3
Vraag 10
Daarmee bedoelt hij dat de ene groep leeftijdsgenoten een manier van praten overneemt van een andere groep.







Slide 141 - Slide

opdracht 3
Vraag 11
a toelichtend verband
b oorzakelijk verband








Slide 142 - Slide

opdracht 3
Vraag 12
a C
b De schrijver bespreekt het verschijnsel ‘etnolect’ aan de hand van het pas verschenen boekje Wijdvertakte wortels: Over etnolectisch Nederlands. De auteur heeft als voornaamste doel de lezers te informeren.









Slide 143 - Slide

Nu
Maak opdracht 4 blz. 95-97
Ben je eerder klaar? Dan mag je verder werken aan je leesbiografie

Slide 144 - Slide

opdracht 4
1 bewering: mening, stelling
2 conclusie: eindoordeel, gevolgtrekking
3 definitie: begripsomschrijving, woordverklaring
4 veronderstelling: aanname, hypothese
5 constatering: vaststelling, waarneming

Slide 145 - Slide

opdracht 4
6 aanbeveling: advies, raad
7 impliciete: inbegrepen, onuitgesproken
8 expliciet: uitdrukkelijk, duidelijk
9 essentiële: belangrijke, wezenlijke
10 plausibel: aannemelijk, aanvaardbaar
11 etiquette: beleefdheidsregels, omgangsvormen

Slide 146 - Slide

opdracht 4
12 conventies: opbouwregels, vormgevingsprincipes
13 strategie: aanpak, denkstappen
14 criteria: beoordelingspunten, eisen

Slide 147 - Slide

startopdracht 1
Maak deze opdracht met behulp van de theorie! Ken je een begrip niet, zoek je deze op met het register. 

Liever één opdracht goed maken dan meerdere opdrachten snel/slordig/niet compleet.


Slide 148 - Slide

startopdracht 1
Maak deze opdracht met behulp van de theorie! Ken je een begrip niet, zoek je deze op met het register. 

Liever één opdracht goed maken dan meerdere opdrachten snel/slordig/niet compleet.

Huiswerk:


Slide 149 - Slide

startopdracht 1


Huiswerk: afhankelijk van de snelheid waarin jullie werken. 

Veel kletsen/slordig werken = meer huiswerk.


Slide 150 - Slide

Slide 151 - Slide

vandaag
Aanwezigheid
Wat wij zagen
nakijken opdracht 1
maken opdracht 2

Slide 152 - Slide

Aanwezigheid

Slide 153 - Slide

Wat wij zagen

Niveau 2 (staat niet op de lijst, maar je mag het er wel op zetten)

Slide 154 - Slide

opdracht 1 nakijken

Slide 155 - Slide

opdracht 2 maken
Vraag 12 niet

Klaar? leren woordjes op StudyGo

Slide 156 - Slide

Slide 157 - Slide

vandaag
aanwezigheid
verbanden in de tekst
nakijken opdracht 2
maken opdracht 4

Slide 158 - Slide

aanwezigheid

Slide 159 - Slide

tekstverbanden
Met tekstverbanden bedoelen we de relaties tussen verschillende delen van een tekst (bv. alinea’s of zinnen). Meestal hebben dit soort tekstdelen namelijk aparte functies.

Slide 160 - Slide

tekstverbanden
verbanden bestaan tussen verschillende zinsdelen, lossen zinnen en tekstdelen. 

Slide 161 - Slide

tekstverbanden
pak je laptop!

Slide 162 - Slide

nakijken opdracht 2
1a.volgens het (kritische) verstand
1b.Je voelt iets aan, zonder er bewust over na te denken.
1c.Wat te maken heeft met hoe het hoort. 
2 Twee manieren:
– directe vragen stellen
– voorbeelden geven 
3a Waarom 
b redengevend 
4 constatering 


– door een overgangszin met een verwijzend woord (‘Dit’)
– met signaalwoorden (niet alleen ... maar ook: opsommend) 1
8 uitwerking 1
9 Bijvoorbeeld:
Intuïtie (of: magisch denken) wordt niet altijd gecorrigeerd door rationeel denken, maar er is nog veel onduidelijk over de samenwerking tussen de twee systemen. (21 woorden) 2 (twee elementen: per element 1 punt)
10 C 1
11 In de tekst wordt een verklaring gegeven van het feit dat mensen soms magisch denken. 2

Slide 163 - Slide

nakijken opdracht 2
5 tussen 2 en 3: Maar – tegenstellend
tussen 3 en 4: dus – concluderend
tussen 5 en 6: Want – redengevend
tussen 6 en 7: nog – opsommend 2 (per fout ½ punt aftrekken)

6 theorie

7 Twee manieren:
– door een overgangszin met een verwijzend woord (‘Dit’)
– met signaalwoorden (niet alleen ... maar ook: opsommend) 1



Slide 164 - Slide

nakijken opdracht 2
8 uitwerking 

9 Bijvoorbeeld:
Intuïtie (of: magisch denken) wordt niet altijd gecorrigeerd door rationeel denken, maar er is nog veel onduidelijk over de samenwerking tussen de twee systemen. (21 woorden) 2 (twee elementen: per element 1 punt)

10 C 

11 In de tekst wordt een verklaring gegeven van het feit dat mensen soms magisch denken. 2

Slide 165 - Slide

maken
Opdracht 4 blz. 95-97

Gebruik de theorie [32-46]

Slide 166 - Slide

Slide 167 - Slide

vandaag
aanwezigheid
lezenvoordelijst.nl
nakijken opdracht 4
maken: plusopdracht 6

Slide 168 - Slide

aanwezigheid

Slide 169 - Slide

Slide 170 - Slide

opdracht 4
1 De schrijver begint met een verrassende, uitdagende uitspraak.
2 redengevend, zie: ‘Om die reden’ (regel9)
3 aankondigend
4 a ‘Een paar jaar later’ (regel 21), ‘In 1994’ (regel 24)
 b een chronologisch verband
5 tegenstellend (‘echter’)
6 a Dat er steeds minder papieren media overleven.
 b Dat komt door de opkomst van internet.
7 a A
 b Met zijn verhaal ondersteunt de schrijver zijn opvatting dat het met het verdwijnen van papier nog niet zo’n vaart zal lopen.

Slide 171 - Slide

opdracht 4
8 a conclusie
 b Daarom (zeg ik)
9 Er zijn nog steeds goede vooruitzichten voor het lezen van papier, maar het wordt wel wat luxer. (16 woorden)
 Let bij het formuleren van de hoofdgedachte vooral op de titel, de inleiding en het slot.
10 a A
 b De schrijver maakt zijn opvatting over het lezen van papier (zie
  hoofdgedachte) duidelijk aan de hand van zijn eigen ervaringen. Hij wil de lezer overtuigen.

Slide 172 - Slide

plusopdracht 6
huiswerk voor de volgende les
vraag 10 hoeft niet!

Slide 173 - Slide

opdracht 6
1 a – solitaire (regel 52): alleen, eenzaam levend
  – data driven conservations (regel 65-66): gesprekken die worden gevoerd naar aanleiding van nieuwsberichten
  – statement (regel 101): verklaring, uitspraak
  – performance (regel 155): theatrale voorstelling
 b Ze baseert zich vooral op het werk van de Amerikaanse hoogleraar Sherry Turkle.
 c expliciet ↔ impliciet: nadrukkelijk, duidelijk ↔ inbegrepen, als iets zo is maar niet gezegd wordt.
 d Bijvoorbeeld:
  – Wil je de gemaakte afspraken expliciet in het verslag vermelden, zodat er geen misverstanden ontstaan?
  – Door extra aardig te zijn geef je impliciet toe dat je daarnet onaardig was.

Slide 174 - Slide

opdracht 6
alinea 1 vraagstelling
alinea 2 voorbeelden
alinea 3 aanleiding / probleemstelling (beide functies zijn goed)
alinea 4 uitwerking
alinea 5 aanbeveling

Slide 175 - Slide

opdracht 6
3 a Drie bronnen: het boek Reclaiming Conversation, The Power of Talk in a Digital Age, van Sherry Turkle; bespreking van dit boek in de New York Times van Jonathan Franzen; Wicher Schols, coach bij GetNaked, die conversatieles geeft.
b Om de informatie die ze geeft (schrijfdoel) van verschillende kanten te belichten.

Slide 176 - Slide

opdracht 6
4 Bijvoorbeeld:
Door het voeren van gesprekken leren we anderen te begrijpen.

Slide 177 - Slide

opdracht 6
5 Bijvoorbeeld:
Probleemstelling:
Wij voeren steeds minder gesprekken met elkaar.
Hoofdoorzaak:
Dat komt door de voortdurende aanwezigheid van mobiele technologie.
Oplossingen:
1. Creëer plekken en momenten waar mobiele technologie niet welkom is.
2. Overwin het gevoel van ongemak en ga het gesprek aan.
N.B: Controleer of je antwoord bestaat uit volledige zinnen.

Slide 178 - Slide

opdracht 6
6 a-b Vooral motiverend, want je weet niet precies wat de schrijver met die titel bedoelt en dat maakt je nieuwsgierig naar de tekst.

Slide 179 - Slide

opdracht 6
7 verslag (van onderzoek)

Slide 180 - Slide

opdracht 6
8 Beide teksten wijzen erop dat de communicatie steeds meer via mobiele technologie verloopt.

Slide 181 - Slide

opdracht 6
9 a-b Nee, want volgens tekst 7 zijn veel jongeren verslaafd aan hun mobieltje. Dan helpt het advies om je mobieltje weg te leggen en het gesprek aan te gaan niet.

Slide 182 - Slide

opdracht 6
10 b Drie van de volgende bronnen: eigen redactie, persbureaus ANP en Novum, nieuwsberichten (en foto’s) van lezers.
c Bijvoorbeeld:
Niet alle berichten zullen betrouwbaar zijn. Lezers, bijvoorbeeld, kunnen ‘informatie’ verzinnen of overdrijven. Zie ook de rubriek ‘Achterklap’.

Slide 183 - Slide

memory maken (functies)
blz. 147-149
groepjes van 4-5
verdeel elk A4'tje in 8 kaartjes
schrijf duidelijk

Slide 184 - Slide

oefentoets

Slide 185 - Slide

oefentoets vraag 1
Beoordelen van een tekst. (is de tekst goed geschreven)
- verbanden tussen de tekstdelen
    - hoe zijn de tekstdelen met elkaar verbonden?
- structuur van de tekst helder
    - hoofdstructuur: inleiding, kern, slot
    - opbouw van een gekozen structuur: bijvoorbeeld voor- en nadelenstructuur

Slide 186 - Slide

oefentoets vraag 2
oriënterend lezen

Slide 187 - Slide

oefentoets vraag 3
a De handleiding bij deze smartphone is zo onduidelijk geschreven dat ik lang
  niet alle functies kan bedienen. waarderend/feitelijk
 b Op deze doorgaande weg zijn drie rotondes en een flessenhals aangelegd
  om ervoor te zorgen dat er minder ongelukken gebeuren. waarderend/feitelijk
 c 60 procent van de Nederlanders weet nog niet wat ze zullen stemmen bij de
  verkiezingen van de Tweede Kamer. waarderend/feitelijk

Wanneer feitelijk/waarderend?

Slide 188 - Slide

oefentoets vraag 4
zelfsabotage
Jezelf in de weg zitten/tegenwerken

regie
de leiding

Slide 189 - Slide

oefentoets vraag 5
Functies van de titel:
- duidelijk maken waar de tekst over gaat
- motiveren om verder te lezen

Wat houdt je tegen?

Slide 190 - Slide

oefentoets vraag 6
Alinea 1

Slide 191 - Slide

oefentoets vraag 6
In alinea 1 wordt het onderwerp geïntroduceerd aan de hand van een persoonlijk voorbeeld (de auteur die niet gaat hardlopen).

Slide 192 - Slide

oefentoets vraag 7
“Dit ontwijkende gedrag, ook wel zelfsabotage genoemd, [...] zal voor velen herkenbaar zijn.”

Slide 193 - Slide

oefentoets vraag 7
“Volgens Vonk is vermijdingsgedrag bij uitstek zelfversterkend.”

Slide 194 - Slide

oefentoets vraag 8
Een plan waarbij je van tevoren vastlegt wat je gaat doen in een bepaalde situatie: als dit gebeurt, dan doe ik dat. Zo maak je het makkelijker om gewenst gedrag uit te voeren.

Slide 195 - Slide

oefentoets vraag 9
9a. Schrijfdoel van de auteur:
Informeren en adviseren (de lezer uitleg geven over zelfsabotage en tips bieden om dit te voorkomen).

9b. Toelichting:
De auteur legt uit wat zelfsabotage is en hoe je ermee kunt omgaan. Ze geeft adviezen en voorbeelden uit onderzoek en interviews.

Slide 196 - Slide

oefentoets vraag 10
C  Zelfsabotage komt veel voor, maar je kunt je ertegen verzetten door jezelf te trainen.

Slide 197 - Slide

oefentoets vraag 11
De schrijver sluit af met een persoonlijk voornemen; dit vormt een terugkoppeling naar de inleiding (de hardloopschoenen). Het geeft de tekst een afgeronde, herkenbare afsluiting.

Slide 198 - Slide

oefentoets vraag 12
 Probleem–oplossingstructuur (zelfsabotage → hoe voorkom je dat?)
 Uitlegstructuur (verklaringen en adviezen worden gegeven)

Slide 199 - Slide

oefentoets vraag 13
Oorzakelijk verband: in 8 wordt uitgelegd waarom we soms niet doen wat we willen (de oorzaak van het gedrag uit 7).

Slide 200 - Slide

oefentoets vraag 14
 tijd (eerst dit, dan dat)
tegenstellend (toch besluit ik om niet te gaan rennen),
Oorzakelijk (door mijn gebrek aan beweging voel ik me lui).

Slide 201 - Slide

oefentoets vraag 15
Oorzakelijk verband: doordat je gedrag vermijdt, wordt het juist moeilijker om ermee te stoppen (oorzaak → gevolg).

Slide 202 - Slide

oefentoets vraag 15
Oorzakelijk verband: doordat je gedrag vermijdt, wordt het juist moeilijker om ermee te stoppen (oorzaak → gevolg).

Slide 203 - Slide

padlet
ga naar padlet.com
maak een account aan (met je schoolmail)
upload je leesautobiografie
deel je padlet met een klasgenoot
lees de biografie van een ander en geef feedback

Slide 204 - Slide