Rekenen gewicht/wegen

Gewicht/wegen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Gewicht/wegen

Slide 1 - Slide

Noem 2 woorden die horen bij:
gewicht/wegen

Slide 2 - Mind map

Hoe noemen we dit apparaat?
A
weegschaal
B
personenweegschaal
C
maatbeker
D
keukenweegschaal

Slide 3 - Quiz

Hoe noemen we dit?
A
lepels
B
maatlepels
C
lepelset
D
bestek

Slide 4 - Quiz

Hoe noemen we dit apparaat?
A
weegschaal
B
personenweegschaal
C
maatbeker
D
keukenweegschaal

Slide 5 - Quiz

Verschillende materialen 
Zoals jullie hebben gemerkt, door het antwoorden van de vorige vragen, zijn er verschillende soorten weegschalen of manieren om iets af te meten. 

een personenweegschaal
een keukenweegschaal  
maatlepels 

Slide 6 - Slide

Lees af
A
B
C
D
95 kg
81 kg
85 kg
99 kg

Slide 7 - Drag question

Welke weegschaal zou je gebruiken?
Keukenweegschaal
Personenenweegschaal
Maatlepels

Slide 8 - Drag question

GRAM
1000 g = 1 kg
afkorting = g
doosje aardbeien
kruiden en specerijen
vleeswaren
Chocolade
Op een reep chocolade staat het gewicht aangegeven in grammen. 
groente
gewichtjes 

Slide 9 - Slide

KILOGRAM
1000 g = 1 kg
afkorting = kg
personen
vlees
personenweegschaal
gewichtheffen
501 Kilo opgetild.... RECORD

Slide 10 - Slide

Hoe schrijven we de afkorting van kilogram?
A
kilo
B
gram
C
g
D
kg

Slide 11 - Quiz

Wat is de afkorting van kilogram
in spreektaal?
A
kilo
B
gram
C
g
D
kg

Slide 12 - Quiz

Wat is zwaarder?
A
zak appels
B
pak melk

Slide 13 - Quiz

Welke product weegt 120 gram?
A
Chips
B
Boterhamworst
C
Fles cola
D
Pak koffiebonen

Slide 14 - Quiz

Zet de voorwerpen op volgorde
van licht naar zwaar.
A
reep, stiften, puntenslijper
B
puntenslijper, stiften, reep
C
puntenslijper, reep, stiften
D
stiften, puntenslijper, reep

Slide 15 - Quiz

Zet de voorwerpen op volgorde
van zwaar naar licht.
A
fiets, laptop, spacescooter
B
laptop, spacescooter, fiets
C
laptop, fiets, spacescooter
D
fiets, spacescooter, laptop

Slide 16 - Quiz

Er zijn deze week 3 baby’s geboren. Mike, Sophie en Willem.

Mike weegt 3150 gram
Sophie weegt 2930 gram
Willem weegt 3050 gram

Wie weegt het meest?

A
Mike
B
Sophie
C
Willem

Slide 17 - Quiz

Koppel de gewichten aan de goede benaming
Pond
500gr
Kilo
Ons 
=
100gr

Slide 18 - Drag question

1 ons =
A
1000 gram
B
500 gram
C
100 gram

Slide 19 - Quiz

1 pond =
A
1000 gram
B
500 gram
C
100 gram

Slide 20 - Quiz

1 kilo =
A
1000 gram
B
500 gram
C
100 gram

Slide 21 - Quiz

Wat weegt
ongeveer 1 kilo?

Slide 22 - Mind map

Wat weegt 1 kg?
A
1,5 liter cola
B
pak suiker
C
koffiepads
D
zak chips

Slide 23 - Quiz

Wat weegt ieder product? 
Sleep het naar het goede begrip. 
Kilo
Pond
Ons

Slide 24 - Drag question

Wat weegt ongeveer 1 kilogram?
A
Kuikentje
B
Laptop
C
Fiets

Slide 25 - Quiz

Wat weegt ongeveer 1 gram?
A
Punaise
B
Tekkel
C
Ananas

Slide 26 - Quiz

Welk gewicht moet er
op de weegschaal?
A
28,50 KG
B
0,258 KG
C
2,850 KG

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

1 Kilo bestaan dus uit 1000 gram

Dus 1000 simkaartjes 
wegen evenveel 
als een pak meel 
van 1 kg. 

Slide 29 - Slide

Zoek iets dat ongeveer een kilo weegt.

Slide 30 - Open question

Aanvullen tot 1 kilogram (1000 gram)

Je hebt al 260 gram
A
240 gram
B
540 gram
C
740 gram
D
840 gram

Slide 31 - Quiz

Aanvullen tot 1 kilogram (1000 gram)

Je hebt al 980 gram
A
20 gram
B
40 gram
C
50 gram
D
30 gram

Slide 32 - Quiz

Aanvullen tot 1 kg (1000 gram)

Je hebt al 520 gram
A
580 gram
B
80 gram
C
380 gram
D
480 gram

Slide 33 - Quiz

Aanvullen tot 1 kilogram (1000 gram)

Je hebt al 150 gram
A
550 gram
B
50 gram
C
850 gram
D
950 gram

Slide 34 - Quiz

Maak de opdrachten in Gynzy
Rekenen met gewicht

Slide 35 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 36 - Mind map