2022 Les 4 Voorkennis Marginalistische revolutie

1776 - 1870
1850-1970
1860 - begin 20e eeuw
1936-1948
1710-1756
1948-heden
1970-heden
Historische school
Fysiocraten
Keynesianen
Monetaristen
Oostenrijkers en de
Neo-Klassieken
Neo-klassiek/Keyn-esiaanse Synthese
Klassieken
1 / 13
next
Slide 1: Drag question
EconomieHBOStudiejaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1776 - 1870
1850-1970
1860 - begin 20e eeuw
1936-1948
1710-1756
1948-heden
1970-heden
Historische school
Fysiocraten
Keynesianen
Monetaristen
Oostenrijkers en de
Neo-Klassieken
Neo-klassiek/Keyn-esiaanse Synthese
Klassieken

Slide 1 - Drag question

Beschrijf kort het ontstaan van de marginalistische revolutie.

Slide 2 - Open question

Wie worden er mede als voorlopers van de marginalistische revolutie gezien?
A
Cournot en Walras
B
Dupuit en Gossen
C
Jevons en Marshall
D
Walras en Marshall

Slide 3 - Quiz

Wat is een kenmerkend principe van de marginalisten?
A
De waarde van een product is afhankelijk van de marginale kosten.
B
De waarde van een product is gelijk aan het totale nut dat een consument eraan verbindt.
C
De waarde van een product is afhankelijk van het marginale nut dat een consument eraan verbindt.
D
Het marginale nut van een eerste levensbehoefte stijgt naarmate een consument er meer van koopt.

Slide 4 - Quiz

Waarom spreekt men uiteindelijk van een revolutie?

Slide 5 - Open question

Welke drie economen zie je hier? Ook we bekend als dé marginaliseren.
A
1. Jevons 2. Menger 3. Walras
B
1. Jevons 2. Marshall 3. Schmoller
C
1. Menger 2. Marx 3. Schmoller
D
1. Walras 2. Marshall 3. Menger

Slide 6 - Quiz

Welke economische school hangt op het Europese vasteland samen met het Marginalisme?
A
De Historische school.
B
De Duitse school.
C
De Oostenrijkse school.
D
De lagere school.

Slide 7 - Quiz

Kenmerken van de Marginalistische revolutie
en het Marginalsime.

Slide 8 - Mind map

Koppel de juiste econoom aan de omschrijvingen. 
Deze econoom beschrijft het mechanisme van afnemend grensnut in zijn meesterwerk 'The theory of Political economy' om er vervolgens achter te komen dat Gossen dit 20 jaar geleden ook beschreven had. Gossen en ook Dupuit kregen in de tweede editie uiteindelijk de volledige eer hiervoor van deze econoom. 
Deze econoom schreef over economische goederen en deelde deze in ordes in. Consumentengoederen noemde hij 'first order products', de waarde van hogere orde goederen bestond uit afgeleid nut. Hij voerde tevens de Methodenstreit met Schmöller. 
Deze econoom bewees wiskundig dat er in de economie een algemeen evenwicht bestaat. Er is zelfs een wetmatigheid naar hem vernoemd. 
Menger
Jevons

Slide 9 - Drag question

Welke 2 heterodoxe stromingen ontstaan naast het Marginalisme?
A
Oostenrijkse school en de Historische school.
B
Het Marxisme en de Duitse school.
C
De Duitse school en de Historische school.
D
Het Marxisme en de Historische school.

Slide 10 - Quiz

Wat is de kernboodschap van de Historische school?

Slide 11 - Open question

Welke beschrijving past het best bij het gedachtegoed van de utopische socialisten?
A
Zij hebben een heilig geloof in de mogelijkheden van perfectie van de mens en de in de sociale orde zolang de sociale omgeving juist geconstrueerd is.
B
Zij hebben een heilig geloof in eigen kunnen, als je de mensen in de juiste sociale omgeving laat bewegen dan kunnen ze boven zichzelf uitstijgen.
C
Zij hebben een heilig geloof in het solidariteitsbeginsel in de mens dat wanneer dit op juiste wijze gestimuleerd wordt er een samenleving zonder sociale verschillen kan ontstaan (Utopia).
D
Zij hebben een heilig geloof in de innerlijke schoonheid van de mens. Daarom moeten ze vooral in groepen samenwerken om het collectieve doel te dienen.

Slide 12 - Quiz

De opkomst van het Subjectivisme en de Marginalistische revolutie worden als hoofdoorzaak aangewezen voor de het verwerpen van een groot deel van de klassieke theorie en de start van de Neoklassieke stroming. Het marginalisme vormt dus de basis van de Neo klassieken, soms wordt er zelfs gesproken van twee Marginalistische revoluties. In de tweede helft van de 19e eeuw kon de klassieke theorie geen antwoord geven op actuele vragen. Ze keken vooral naar de economie als geheel, verdeling van het inkomen over de sociale klasse, oorzaken van economische groei, waardeleer en niet naar de keuzes en beslissingen van het individu en bedrijven 


die tezamen de markt vormen. De klassieke theorie stond ver af van de werkelijkheid en bestond uit abstracte versimpelde analyses die vooral door deductief van aard waren en de waarde voor bijvoorbeeld het economisch beleid bleef beperkt.
De gemoderniseerde samenleving, de politieke debatten over vrijhandel, handelsverdragen en het feodale pachtsysteem zetten hun vraagtekens bij de klassieke theorie en hadden behoefte aan een analytisch systeem en modellen die recht deden aan de werkelijkheid. Het marginalisme en het subjectivisme was de input voor het gedachtegoed, de inzichten , de theorieën en modellen van Walras en Marshall. Zij staan aan de basis van de Neo klassieke stroming (Marginalistische revolutie II). 

Slide 13 - Slide