Rekenvaardigheden 21-1-2021

Rekenvaardigheden
Voorbereiding PTA
Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Rekenvaardigheden
Voorbereiding PTA
Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3

Slide 1 - Slide

Wat doen we deze les?
  • Rekenvaardigheden voorbereiden voor het PTA

- Prijsverschil per 100 gram 
- Verschil berekenen in procenten
- Enkelvoudige rente en samengestelde rente
- Kredietkosten berekenen 

Slide 2 - Slide

Prijsverschil per 100 gram
Wil je dit nog oefenen? 
Kijk op bladzijde 43 in je boek en maak opdracht 7.

Slide 3 - Slide

(Bedrag:totale inhoud) x 100 = €...?

(€2,80:500)x100=€0,56

Slide 4 - Slide

Bekijk het vergelijkend warenonderzoek hiernaast. Bereken welke reep per 100 gram het goedkoopst is.

Slide 5 - Open question

Prijsverschil in procenten
Wil je dit nog oefenen? 
Kijk op bladzijde 44 in je boek en maak opdracht 8.

Slide 6 - Slide

Een prijsverschil in procenten berekenen

  1. Reken het prijsverschil in euro’s uit.
  2. Deel het prijsverschil door de prijs waarmee je het vergelijkt.
  3. Vermenigvuldig de uitkomst met 100 en zet er het %-teken achter.

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
Een Peugeot scooter kost € 2.129. 
Een Kymco scooter kost € 1.749.

Hoeveel procent is de Peugeot duurder dan de Kymco?

Slide 8 - Slide

Kijkshop heeft een Miele stofzuiger in de aanbieding voor € 180. Mediamarkt heeft dezelfde stofzuiger voor € 169,95 in de aanbieding.

Reken uit hoeveel procent de stofzuiger van Mediamarkt goedkoper is dan bij Kijkshop. Rond af op één decimaal.

Slide 9 - Open question

Volkswagen heeft een actie. De goedkoopste Golf waar je normaal € 18.491 voor betaalt, kost nu € 17.500.
Bereken met hoeveel procent de Golf tijdens deze actie is afgeprijsd.
A
5,4%
B
5,6%
C
5,7%
D
5,8%

Slide 10 - Quiz

Twee reisbureaus, Siena Tours en Sole Reizen stunten met reizen naar de Italiaanse zon. Siena Tours heeft een all-in vakantie in de aanbieding: een week voor € 549 per persoon. Sole Reizen heeft een vergelijkbare reis voor slechts € 520 per persoon. Reken uit hoeveel procent Sole Reizen goedkoper is dan Siena reizen. Rond af op één decimaal.

Slide 11 - Open question

Rente berekenen
Wil je dit nog oefenen? 
Kijk op bladzijde 79 in je boek en maak opdracht 25 en 26.
Kijk op bladzijde 91 in je boek en maak opdracht 26 en 27.

Slide 12 - Slide

Wat voor soort rente krijgt je?
Enkelvoudige rente:
rente wordt per jaar uitgekeerd.

Samengestelde rente:
je ontvangt rente over rente.

Slide 13 - Slide

Enkelvoudige rente

  • je krijgt rente aan het einde van het jaar uitbetaald
  • je spaarbedrag blijft dus gelijk




Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren

Slide 14 - Slide

Samengestelde rente

  • de rente wordt bijgeschreven op je rekening
  • het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag en over de ontvangen rente ('rente op rente')
Samengestelde rente = 
rentepercentage x (spaarbedrag + bijgeschreven rente)

Slide 15 - Slide

Voorbeeld enkelvoudige rente

Voorbeeld:

Rob heeft € 200 op zijn spaarrekening staan. De bank vergoedt 3% rente.


Rente na 1 jaar               →  € 200 : 100 x 3 = € 6

Rente na 2 jaar              →  (€ 200 : 100 x 3) x 2 = € 12

Rente na 1 maand        →  (€ 200 : 100 x 3) : 12 = € 0,50 

Rente na 5 maanden  →  (€ 200 : 100 x 3) : 12 x 5 = € 2,50

Slide 16 - Slide

Bereken de enkelvoudige rente na 2 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% rente.
A
€ 40,00
B
€ 120,00
C
€ 60,00
D
€ 100,00

Slide 17 - Quiz

Rekenvoorbeeld samengestelde rente
Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan. Je krijgt 1% rente van de bank. Hoeveel euro rente heb je gekregen na 3 jaar als er sprake is van samengestelde rente?

1e jaar: € 1.000 : 1 x 100 = € 10
2e jaar: € 1.010 : 1 x 100 = € 10,10
3e jaar: € 1.020,10 : 1 x 100 = € 10,20

Eind van het 3e jaar heb je € 10 + € 10,10 + € 10,20 = € 30,30 rente ontvangen.

Slide 18 - Slide

Bereken de samengestelde rente na 3 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% rente.
A
€1.061,21
B
€1.060

Slide 19 - Quiz

Kredietkosten
Wil je dit nog oefenen? 
Kijk op bladzijde 81 in je boek en maak opdracht 29.
Kijk op bladzijde 92 en maak opdracht 38. 

Slide 20 - Slide

Kredietkosten

Als je geld leent, krijg je te maken met verschillende kosten:

  • aflossing: terugbetaling van het leenbedrag;
  • rente: een percentage van het leenbedrag als vergoeding voor het lenen.

Je betaalt kredietkosten meestal op 
vaste momenten in maandelijkse termijnen.


Slide 21 - Slide

Kredietkosten berekenen
  • Krediet = lening
  • Kredietkosten = (aantal termijnen x termijnbedrag) - lening
    Rekenvoorbeeld
    Ik leen € 3.000 en betaal terug in maandelijkse termijnen van elk 
    € 148. Looptijd is twee jaar. Bereken de kredietkosten.
    >> (24 x € 148 ) - € 3.000 = € 552

    Slide 22 - Slide

    Hammid koopt een tv. Als Hammid direct betaalt is de verkoopprijs € 500.
    Hammid kiest er echter voor om de tv in termijnen te betalen.
    Hammid betaalt 12 termijnen van € 50.

    Bereken de kredietkosten.


    A
    € 50,00
    B
    € 100,00
    C
    € 500,00
    D
    € 600,00

    Slide 23 - Quiz