Werkwoordspelling §10

Werkwoordspelling § 10
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling § 10

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Deze zinnen bevatten een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Jip loopt elke dag naar de winkel op de hoek.
Wij worden vandaag geholpen met wiskunde.
Ik vind jou wel aardig!


Slide 2 - Slide

pv tt
ik  of   jij achter pv      ik-vorm
een ander                      ik-vorm + t
meervoud                      heel ww




Slide 3 - Slide

sterke en zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden hebben in de verleden tijd de kracht om van klank te veranderen. 
Ik roep --> ik riep       wij vragen --> wij vroegen

Zwakke werkwoorden hebben in in de verleden tijd niet de kracht om van klank te veranderen.
Ik baal --> ik baalde     wij proberen --?> wij probeerden


Slide 4 - Slide

Is het werkwoord zwak of sterk?
blazen
A
zwak
B
sterk

Slide 5 - Quiz

Is het werkwoord zwak of sterk?
verhuizen
A
zwak
B
sterk

Slide 6 - Quiz

Spelling zwakke werkwoorden
Ik stopte de bal net op tijd.
Gisteren voetbalden wij op het veldje.
De politieagent bekeurde de man.

Bij zwakke werkwoorden schrijf je altijd:
ik-vorm + de(n) of ik-vorm+te(n)


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Kies de juist geschreven persoonsvorm verleden tijd. Kijk goed naar het onderwerp!
Gisteren (twijfelen) ik aan zijn bedoelingen.
A
twijfelde
B
twijfelden
C
twijfeldde
D
twijfeldden

Slide 9 - Quiz

Kies de juist geschreven persoonsvorm verleden tijd. Kijk goed naar het onderwerp!
De bouwvakkers (werken) hard aan het nieuwe gebouw.
A
werkte
B
werkten
C
werktte
D
werktten

Slide 10 - Quiz

Zet de persoonsvorm goed in de verleden tijd.
De broer van Maya (studeren) vroeger in Leiden.

Slide 11 - Open question

Zet de persoonsvorm goed in de verleden tijd.
(Wachten) jij vorige week te lang op hem?

Slide 12 - Open question

Zet de persoonsvorm goed in de verleden tijd.
De artsen (vermoeden) dat er wat aan de hand was met de patiënt.

Slide 13 - Open question

aan de slag!
maken opdr. 2 t/m 4 blz. 243

Slide 14 - Slide