Doelgroepen, semester 2, periode 4, les 2; Syndroom van Down

Doelgroepen: Syndroom van Down
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DoelgroepenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Doelgroepen: Syndroom van Down

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Aan het eind van de les kan je meer vertellen over het syndroom van down
- Aan het eind van de les kan je uitleggen wat trisomie 21 is

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Syndroom van Down

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Waar
Niet waar
Kinderen met het syndroom van Down imiteren snel gedrag van anderen
Baby's met het syndroom van Down hebben een normale spierspanning
Bij mensen met het syndroom van Down is de verhouding van het lichaam normaal, ze zijn alleen vaak kleiner.
Mensen met het syndroom van Down reageren vaak wat trager, alsof ze eerst even na moeten denken

Slide 6 - Drag question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Syndroom van Down
Vertraging in de motorische en spraakontwikkeling
Verhoogd risico op lichte of matige verstandelijke beperking

Schildklier en huidproblemen

Ouderdomsproces verloopt sneller (ongeveer 15 jaar eerder)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Omgang met syndroom van Down
1. Personen met Downsyndroom zijn niet allemaal hetzelfde. De verschillen kunnen zelfs heel groot zijn, met name bij: het begrijpen van taal, spreken en zelfredzaamheid.
2. Gehoorverlies komt heel erg vaak voor bij jongeren en volwassenen met Downsyndroom.
3. Personen met Downsyndroom hebben vaak wat meer tijd nodig om informatie die zij hebben gehoord te verwerken.
4. Over het algemeen begrijpen mensen met Downsyndroom meer taal dan je zou verwachten op grond van de manier waarop zij spreken.



Slide 13 - Slide

5. Geef bij het aanleren van iets nieuws niet te veel informatie in één keer. 
6. Mensen met Downsyndroom verwerken en onthouden visuele informatie vaak beter dan informatie die zij alleen hebben gehoord
7. Kondig gebeurtenissen en activiteiten duidelijk aan. 
8. Probeer de persoon met Downsyndroom zo leeftijdadequaat mogelijk te bejegenen.
9. Geef grenzen aan bij ongepast gedrag. 
10. Doe zo gewoon mogelijk.







Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

De NIPT-test kan bijvoorbeeld het syndroom van Down opsporen, wat vinden jullie hier van?

Slide 16 - Open question

Mensen met het syndroom van down zijn licht verstandelijk beperkt
A
Nooit
B
Soms
C
Altijd
D
syndroom van down heeft niets met een verstandelijke beperking te maken

Slide 17 - Quiz

Waar
Niet waar
Kinderen met het syndroom van Down imiteren snel gedrag van anderen
Baby's met het syndroom van Down hebben een normale spierspanning
Bij mensen met het syndroom van Down is de verhouding van het lichaam normaal, ze zijn alleen vaak kleiner.
Mensen met het syndroom van Down reageren vaak wat trager, alsof ze eerst even na moeten denken

Slide 18 - Drag question

Bij 96% van de mensen met het downsyndroom zorgt een fout tijdens de celdeling voor het extra chromosoom.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Uiterlijk kenmerken van syndroom van down:

Scheefstaande ogen
Een kleine schedel en relatief weinig achterhoofd
Asymmetrisch oren
Een relatief kleine mond en een dikke gegroefde tong
Een brede korte nek
Korte armen, benen en voeten
Korte brede handen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

De kans op Down neemt toe naarmate de moeder ouder is....
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Wat is een uiterlijke kenmerk van het syndroom van down?
A
Veel haar
B
Ondergewicht
C
Lange vingers en tenen
D
Een grote tong

Slide 23 - Quiz

Trisomie 21 is
A
Syndroom van Rett
B
Syndroom van Turner
C
Syndroom van Down
D
Weet ik niet

Slide 24 - Quiz

Leerdoelen behaald?
- Aan het eind van de les kan je meer vertellen over het syndroom van down
- Aan het eind van de les kan je uitleggen wat trisomie 21 is

Slide 25 - Slide

Vragen?
VRAGEN?

Slide 26 - Slide

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll