Bij het overschakelen van "boomwind" werken de 'b' en de 'd' heel mooi als haakjes, terwijl in het midden 'm' en 'w' vrij goed in elkaar grijpen, d.w.z. de boom grijpt in de wind, waarin hij zich sterk kan presenteren. Deze uitweiding van de formele beschouwing van de letters ontstond, zoals altijd gebeurt bij het schrijven van concrete poëzie, het is inderdaad een resultaat dat leidt tot onverwachte semantische relaties die vaak verbazing wekken.
Maar ik wilde recht doen aan het woord 'wind' in een illustere voorstelling – vergelijkbaar met wat onze voorouders deden in de barok. Ik dacht aan de veranderlijkheid van de wind, uiteindelijk aan de "windroos", een mooi woord dat ook de overvloed, de structuur van de roos, de rozenblaadjes en de wind ertussen oproept. Vele malen schreef ik het woord "wind" op een wit vel, op vele vellen, totdat er een bevredigende constellatie van letters voor het oog verscheen. Dit gebeurde toen plotseling door de tegenstrijdige beweging van het woord, dat wil zeggen door de constellatie van elementen die een windroos voorstelden. Nu kun je het woord in verschillende richtingen lezen en tussen de letters zijn er openingen waar de wind doorheen waait.
vandaag de dag is het woord "wind" in mijn CONSTELLATION een choreografische gids geworden voor veel scholen waar een wind doorheen waait.