V3 -K3 Paragraf E: Grammatik Modalverben ovt 1

V3 - Woche 2 - Stunde 2
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

V3 - Woche 2 - Stunde 2

Slide 1 - Slide

Aan het begin van de les
1. Zoek (rustig) je plekje op. 

2.Leg op de hoek van je tafel: 
  • Duits boek, (Neue Kontakte vwo 3 A)
  • Duits schrift, 
  • pen



3. Absentie controle

Slide 2 - Slide

Planung

Weißt du es noch? - Modalverben o.t.t.

Grammatik:

  • Besprechen: Modalverben o.v.t.
  • Machen: K3 Grammatik Aufgabe 18-28





Ziele

Voorkennis:
  • Je kent de Modalverben in de tegenwoordige tijd. 


Nieuw leerdoel:
  • Je kunt de Modalverben in de verleden tijd gebruiken. 




Slide 3 - Slide

Grammatik: Modalverben o.v.t

Slide 4 - Slide

Verbinde die Modalverben mit der Bedeutung.
müssen
sollen
kunnen
mogen, toestemming hebben
moeten (noodzaak)
moeten (opdracht, bevel)
leuk vinden, lusten, aardig vinden
willen
wollen
mögen
dürfen
können

Slide 5 - Drag question

Die Bedeutung der Modalverben
  • dürfen = mogen / toestemming hebben
  • können = kunnen / in staat zijn tot
  • mögen = houden van /  lusten / aardig vinden
  • müssen = moeten (noodzaak, vanuit jezelf)
  • sollen = moeten (van een ander)
  • wollen = willen
  • wissen = weten
                                

Slide 6 - Slide

Im Vergleich mit dem schwachen Verb
   Wohnen:                                          Können:
Ich wohne                                                     Ich kann
Du wohnst                                                    Du kannst
Er/sie/es wohn                                         Er/sie/es kann
Wir wohnen                                                  Wir können
Ihr wohn                                                      Ihr könnt
Sie/sie wohnen                                          Sie/sie können

Slide 7 - Slide

Was musst du dir merken?

Stam: de stam verandert bij ich, du en er/sie/es

Uitgang: ich  en er/sie/es  krijgen geen uitgang

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Ich (können, o.t.t) ……………. dir helfen.

Slide 10 - Open question

Er(wissen, o.t.t) …….. noch nicht so viel.

Slide 11 - Open question

Ihr (können, o.t.t.) …… es nicht sehen.

Slide 12 - Open question

Du (dürfen, o.t.t.) ……… heute früher nach Hause gehen.

Slide 13 - Open question

Er (müssen, o.t.t.) …….. zeitig aufstehen.

Slide 14 - Open question

Kenmerken Modalverben o.v.t.
  • In de verleden tijd (en het voltooid deelwoord) gebruik komt nooit een Umlaut.
  • De uitgangen zijn gelijk aan de uitgangen van de zwakke werkwoorden in de verleden tijd: 
       ich = stam + te                    (ich machte)
       du = stam + test                 (du machtest)
       er/sie/es = stam + te.        (er machte)
       wir = stam + ten                 (wir machten)
       ihr = stam + tet                  (ihr machtet)
       sie/Sie = stam + ten         (sie/Sie machten)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

K3 Grammatik: Modalverben o.v.t.
Was: machen K3 Paragraf E Grammatik Aufgabe 18, 20, 21, 22, 23, 25, 26, 27
Mit wem: selbstständig, ohne zu sprechen
Zeit: 2 Stunden
Hilfsmittel: Grammatikübersicht Modalverben (S. 149 - 151)
Klaar = leren weektaak
  • K3 K3 Lernliste D D-N
  • K3 Lernliste B N-D (umsteigen - wieder)
  • K3 Grammatik: Modalverben o.v.t.


Slide 18 - Slide

nächste Stunde
Weißt du es noch? 

Grammatik: Modalverben o.v.t.


Blijf op je plek tot de docent aangeeft dat het lesuur voorbij is. 
Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter. Danke! 

Slide 19 - Slide