File 7 - part A

File 7: part A
Your Bedroom
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

File 7: part A
Your Bedroom

Slide 1 - Slide

Lesdoel part A
  • Je kunt jouw slaapkamer beschrijven.
  • Je leert de voorzetsels (prepositions) in het Engels.
  • Je leert de Engelse woorden van meubels en accessoires (spulletjes voor in het interieur)
  • Je kunt vertellen waar meubels staan en dat in een   plattegrond laten zien.

Slide 2 - Slide

Prepositions

Een voorzetsel gebruik je (bijvoorbeeld)
om de plek van iets aan te geven.

Een stoel staat naast de bank, of onder de tafel of bij de deur.

Slide 3 - Slide

timer
1:00
Voorzetsels

Slide 4 - Mind map

Prepositions

Slide 5 - Mind map

Prepositions 

Slide 6 - Slide

Prepositions
Voorzetsels gebruik je om een plek aan te duiden.

on
next to
at
with
under
by
= op / aan
= naast
= aan / bij
= met
= onder
= nabij / door

Slide 7 - Slide

Prepositions
Voorzetsels gebruik je om een plek aan te duiden.

through
above
over
in
of
across from
= door
= boven
= boven
= in
= van
= tegenover

Slide 8 - Slide

Prepositions
Voorzetsels gebruik je om een plek aan te duiden.

behind
around
opposite
= achter
= ergens om heen
= tegenover

Slide 9 - Slide

(ergens) om heen
boven
tegenover
naast
tegenover
op / aan
op / aan
above
opposite
around
at
next to
across from
on

Slide 10 - Drag question

You enter the room ... (door) the door.
A
in
B
on
C
at
D
through

Slide 11 - Quiz

The lamp is ... (op) the desk.
A
at
B
on
C
in
D
last

Slide 12 - Quiz

The chair is ... (bij) the desk.
A
at
B
on
C
in
D
by

Slide 13 - Quiz

The lamp is ... (boven) the table.
A
above
B
over
C
at
D
around

Slide 14 - Quiz

The tv is ... (tegenover) the bed.
A
around
B
over
C
opposite
D
above

Slide 15 - Quiz

Dirty socks are ... (om) the basket.
A
around
B
in
C
next to
D
behind

Slide 16 - Quiz

Prepositions
Voorzetsels gebruik je om een plek aan te duiden.

on
next to
at
with
under
by
= op / aan
= naast
= aan / bij
= met
= onder
= nabij / door

Slide 17 - Slide

Prepositions
Voorzetsels gebruik je om een plek aan te duiden.

through
above
over
in
of
across from
= door
= boven
= boven
= in
= van
= tegenover

Slide 18 - Slide

Prepositions
Voorzetsels gebruik je om een plek aan te duiden.

behind
around
opposite
= achter
= ergens om heen
= tegenover

Slide 19 - Slide

 I come _____________ England.

 This is a photo ____ me ________ my holiday ____ Spain
 I go ______ school ______ bus.
 I live _________ my mother in a small house.
I have a book ______ you.
Prepositions: Complete the gaps (1-8)   by dragging a preposition A-H. You can only use each preposition once. 
1.
on
to
from
by
of
in
with
for

Slide 20 - Drag question

Place the prepositions to the house!
in
above
behind
in front of
next to

Slide 21 - Drag question

vertaal:
slaapplaats
A
attic
B
kitchen
C
bath
D
crib

Slide 22 - Quiz

vertaal:
meubels
A
stairs
B
closets
C
furniture
D
cushions

Slide 23 - Quiz

vertaal:
boekenkast
A
bookcase
B
wardrobe
C
bookstore
D
refrigerator

Slide 24 - Quiz

vertaal:
gordijn
A
dishcloth
B
towel
C
blinds
D
curtain

Slide 25 - Quiz

vertaal:
bureau
A
table
B
desk
C
crib
D
closet

Slide 26 - Quiz

I ❤ my crib
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll